Ik ga het hebben over mijn tuin. Mijn tuin, ja. Of althans de wondere wereld die zich afspeelt in mijn tuin. De meeste dingen die ik doe, doe ik niet uit vakmanschap. Mijn diploma’s zijn dungezaaid en meestal klooi ik maar wat aan. De weg van mijn logica volgend. Zo ook in mijn tuin. Er groeit daar van alles, dus iets zal ik wel goed hebben gedaan. Nu scheelt het dat je er maar op de grond hoeft te spugen of er komt iets uit. Echt alles groeit hier. Mijn dochter heeft zich een keer laten bekogelen door voorbijkomende schoffies met eikels en het jaar daarop kwamen er drie eiken in de tuin omhoog zetten. Ik bedoel maar. Niks voor gedaan.
Ik hou de tuin wat strakker in de gaten dan vroeger. Enerzijds omdat het sinds maart een aanzienlijk onderdeel van mijn eigen leven is geworden en anderzijds omdat sommige planten gemonitord dienen te worden. Anders gaat het mis. Mijn klimop bijvoorbeeld. In mijn onnozelheid had ik paar van die beginnende sluipmoordenaars tegen de muur van mijn huis geplant en er niet meer naar omgekeken. Jaren later kwamen de dakpannen omhoog en had de klimop zich tot aan de schoorsteen omhoog gewoekerd. En dat was slechts bovengronds. Ondergronds richten ze ook nog eens de nodige rampspoed aan.
Tegels die omhoog kwamen, zowel op het openbare trottoir gedeelte, als de loodzware tuintegels die naar mijn terras en achterdeur leiden. Weken heeft het me gekost die ellende enigszins onder controle te krijgen. De originele klimopwortels zijn reeds lang geplant tegen de palen van mijn schutting, die anders ongetwijfeld al ingestort zou zijn. Maar je moet de hufters in de gaten houden. Regelmatig knip ik de talloze enten bij de wortels eraf, zodat ze niet het gazonnetje omploegen. Aan de bovenkant knip ik de uitlopers die in het niets rondklauwen af.
Beheersbaar houden.
Ergens in mijn tuin staat een roos. De Bloem der Bloemen. Een roos met een enorm lange stengel. In tegenstelling tot de meesten heb ik niks meer met die bloem. Overbelicht als een bn’er die al veel te lang over de top is, maar nog steeds aandacht eist. Het gaap-gevoel. De roos is bezongen (The Rose, Bette Middler; La vie en rose, Edith Piaff, Wende, Grace Jones). Symbool voor de liefde en verworden tot metafoor van de vagina. Veel te veel aandacht voor die tegen elkaar gekwakte verzameling bloemblaadjes. Veel machtiger, imposanter en bescheidener is haar stengel. Geen andere stengel straalt zoveel kracht uit. Glanzend en diepgroen verraden een onbreekbare wachter. Een bewaker zonder weerga. Doornen die willekeurig lijken opgeplakt, maar elke centimeter rond de roos argwanend in de gaten houden. Wee degene die haar onbewapend wil betasten. Standvastig als de Zwitserse Garde hebben de doornen een cordon rond de bevoorradingslijn gelegd. Weerhaken die onverbiddelijk toeslaan bij gevaar. Kleine prikjes lijken ze uit te delen, maar het bloeden kan pas worden gestelpt als de pleister wordt geplakt. En de pijn doet een veel ergere wond vermoeden.
Dan het eind van de voedingsroute. Nee, niet die verwende, vermaledijde schoonheid die alleen maar hoeft te schitteren. Het bed waar zij op rust. Onzichtbaar vastgelijmd aan de bloem, de ‘last line of defense’. Als een waaier beschermd zij de bloem aan de onderzijde en zorgt ervoor dat de bloem kan schitteren zoals zij bedoeld is om te schitteren. Dag in dag uit.
De verwelkte bloem valt uiteindelijk triest uit elkaar. Blaadje voor blaadje. De stengel houdt stand. Overwinterd. Doorstaat regen, sneeuw, hagel, storm en verzengende hitte opdat de troonopvolger ook weer kan schitteren tot haar schoonheid wederom verwend uit elkaar stort.
Er zit geen moraal aan dit verhaal, behalve misschien dat talent vaak daar zit waar je het niet verwacht.