Het oog van mijn moeder



Mijn moeder moet naar het ziekenhuis. Dat wil ze niet. Ze wil eigenlijk helemaal nergens heen. Het enige ‘buiten’ dat zij meekrijgt is haar achtertuin. Mijn moeder is 81, loopt moeilijk ondanks een wandelstok, trilt door lage bloeddruk en de ziekte van Raynaud. De nieuwste kwaal is een waterpokken gerelateerde infectie. In haar linkeroog.

Normaal gesproken zorgen mijn broertje en zijn vriendin voor dit soort zaken. Ze wonen om de hoek en hebben dagelijks contact met moeder. De versoepeling van de coronamaatregelen hebben er voor gezorgd dat zij weer volledig aan het werk moeten. Dit keer kan hij het niet regelen. Hij vraagt mij waar te nemen.

Dat is twee weken geleden.

Het eerste bezoek verloopt niet gladjes. Mijn moeder ziet er bijzonder slecht uit. Waarschijnlijk omdat we elkaar een tijd niet hebben gezien. In mijn herinnering ziet ze er beter uit. Moeder haat ziekenhuizen en is nerveus. Ze is in de war en nogal bozig. Onderweg naar het ziekenhuis, een kort ritje van Hilversum naar Blaricum, vraagt ze een paar keer waar we naartoe gaan.

In het ziekenhuis zegt ze trots dat we naar poli 44 moeten. “Dat heb ik me goed ingeprent!” Poli 44 blijkt hier niet te bestaan. Haar afsprakenkaarten geven geen uitsluitsel. De kaart met de informatie die we nodig hebben, zit er niet tussen. Gelukkig staat er een met jeugdpuistjes bedekte stagiaire in de hal bij de liften. We moeten naar poli 11. De stagiaire gaat ook even een rolstoel halen.

Een half ziekenhuis verder vinden we eindelijk poli 11. Moeder met mondkapje, ik zonder, want vergeten. De afspraak wordt bevestigd door de zuster van dienst en ik moet weg uit de wachtkamer. Voorschriften. Ik mag niet samen met mijn moeder wachten op de arts. Mijn moeder in paniek. Het kost me enige moeite haar te overtuigen dat ik vlakbij blijf en dat ze door de zuster verder wordt geholpen. Ik moet haar in een smalle uitsparing in de muur, naast een deur achterlaten.

Buiten de wachtkamer staan een paar stoelen. Voor de verstotenen, denk ik. Ik heb drie kwartier gewacht voordat ik werd geroepen. “Meneer Langendonk? Uw moeder is klaar.” Langendonk is mijn moeders meisjesnaam.

Er moet een nieuwe afspraak worden gemaakt en ze krijgt nieuwe medicatie. Een kuur en oogdruppels. Over 10 dagen terugkomen.

Mijn moeder is uitgeput. Niet door het onderzoekje. Maar door angst en stress. Ik wil van haar weten wat de oogarts heeft gezegd. Ze weet het niet. “Ene oor in, andere uit. Kunnen we gaan?”

Dat kan niet. We moeten naar de ziekenhuisapotheek om haar medicatie te halen. Diepe zucht. “Kom op, ma, dat is zo gebeurd”, probeer ik. Te laat. Ze kijkt al boos. Strenger: “Niet zeuren nu, het moet. Je wilt toch van de pijn af?” Ze begrijpt dat het nodig is, maar ze gaat het me niet makkelijk maken.

Mijn moeder begint al trekjes van opgejaagd wild te vertonen. Haar goede oog schiet heen en weer, op zoek naar een vluchtroute.

Bij de apotheek duurt het lang voordat de pillen zijn gevonden en uitgeteld. Mijn moeder herhaalt haar diepe afgrijzen voor ziekenhuizen. “Kijk maar even welke kant we zo opmoeten”, stel ik voor. Dat lukt. Ik krijg even de tijd om de medicatie aan te nemen.

Eenmaal bij de auto aangekomen keek ze me in paniek aan. “Dit is mijn auto niet, we zijn verkeerd!” Dat klopt gedeeltelijk. “Dit is mijn auto, mama. Hiermee zijn we ook gekomen. Weet je nog?”

Ze weet het niet meer.

Menno Voorwinde

Door schade en schande wijs geworden. Eigenwijze donder. Twijfelt aan alles in de wetenschap dat wijsheid begint bij twijfel.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.