Moeder is niet gek



Hieronder een whatsappgesprekje met mijn moeder. De avond voordat we naar het ziekenhuis moeten. Mijn broertje is verhinderd en daarom mag ik voor de tweede keer op rij met moeder naar het Ter Gooi ziekenhuis, afdeling Blaricum. Moeder ervaart ziekenhuisbezoek als een martelgang.

Precies om acht uur ’s ochtends kwam ik aan bij mijn moeder. De deur staat open. Moeder is helder en lacht zelfs om mijn grapjes. Ik ben opgelucht. Ik verwacht een moeizame ochtend, maar als dit de voorbode is, kan het meevallen. Ze zegt dat ze zich zorgen maakt om haar oog. Dat doet nog steeds pijn. “Heb je je medicatie genomen?” Ze knikt. “En je oogdruppels?” Weer knikt ze. “Drie keer per dag.” De oogdruppels moeten vijf keer per dag, maar ik laat het voorlopig even voor wat het is.

Het belangrijkste is de kuur. Die pillen moeten drie keer per dag met veel water worden ingenomen. Het lijkt erop dat ze dat ook echt heeft gedaan. “Ik heb er ook zalf opgesmeerd.” Ik kan me niet herinneren dat we bij ons vorige bezoek zalf hebben meegekregen, dus ik vroeg: “Zalf? Welke zalf?” Moeder denkt even na. “Zalf voor mijn oog. Dat verlicht de pijn.” Geen idee waar die zalf vandaan komt. Ik wil haar niet verder geestelijk belasten en laat ook dat maar even voor wat het is. De vrolijke bui van mijn moeder moet zo lang mogelijk in stand worden gehouden.

Onderweg kleppen we oppervlakkige onzin en lachen erom. Naarmate het ziekenhuis dichterbij komt wordt moeder stiller. “Gaat het nog, mam?” vraag ik zo opgewekt mogelijk. “Ja, hoor. Zijn we op tijd?” We zijn op tijd. In tegenstelling tot de afgelopen keer, ben ik dit keer goed voorbereid. Mondkapjes, pinpas en losse muntjes voor de parkeerbetaalpaal. Allemaal meegenomen.

Moeder uit de auto gehesen en in het mondkapje. Ik ook in mondkapje. Ziekenhuisblauw. Ik heb de vorige keer goed opgelet en weet precies waar we moeten zijn en wat de snelste route is. Bij de ingang staan de rolstoelen klaar. Onderweg naar poli 11 valt op dat hélémaal niemand een mondkapje draagt. Dwars als we zijn, houden wij ze om.

Moeders’ martelkamer 11 komt dichterbij en ze valt stil. Ik heb me voorgenomen stennis te schoppen als ik weer niet mee naar binnen mag. De tering met je protocol! Uitleg aan de zuster van dienst blijkt wonderwel voldoende. Ik mag mee. Moeder opgelucht. Uit het consult blijkt dat het oog nog niet is hersteld en de kuur verder moet worden afgemaakt. De zalf stamt uit april en had al in de prullenbak moeten liggen. De zalf tast haar hoornvlies aan.

Er moet weer een vervolgafspraak worden gemaakt. We moeten naar het Ter Gooi ziekenhuis in Hilversum. Poli 44.

“We moeten naar poli 44, dat heb ik me goed ingeprent!” heeft ze vorige keer gezegd. Ze heeft gelijk. Alle ziekenhuizen lijken op elkaar.

Opgewekt gaan we naar huis.

Moeder is stil, maar ze glimlacht.

Menno Voorwinde

Door schade en schande wijs geworden. Eigenwijze donder. Twijfelt aan alles in de wetenschap dat wijsheid begint bij twijfel.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.