Koning van de Wind



Sinds mijn eerste herinneringen woon ik in oude huizen. De mooiste daarvan staat in Bussum. Een halve villa. Twee onder één kap, zo je wilt. Anton Mauvelaan 17. Deel twee staat in een andere straat. Het zou een hoekhuis zijn als ze één zouden zijn. Mijn broer en ik slapen op zolder. Ruim genoeg voor twee kinderkamers. Door de wand kunnen we elkaar horen. De nachten kan ik me goed herinneren. Het oude huis staat tegenover een klein plantsoen. De wind heeft er vrijwel vrij spel.

De tuin beslaat een groot deel van de grond rond het huis. Een prachtig gazon met rozenstruik. Perenboom en rijen coniferen als natuurlijke schuttingen. Een lelijk gehaakt ijzeren hek als omheining langs het trottoir. Een dubbele garage rechtsachter in de hoek. Omgebouwd tot kantoor voor vader. Voor dit soort huizen een normale tuin. Met één ontzagwekkende uitzondering. De reuzenconifeer. Zo hoog als het huis staat hij als torenwachter bij het toegangshekje. Badmintonshuttles zie je nooit meer terug als de conifeer honger heeft. Overdag schenkt hij veiligheid, ’s nachts zaait hij chaos.

Het waait altijd op Anton Mauvelaan 17. En als het niet waait, komt dat door mij. Eerst zorgt de wind voor angst. Zo ook bij mij. Maar niet lang. We worden vrienden. De wind en ik. Ik leer de geluiden die het huis maakt als de wind haar buien heeft. Het enige raam in de kamer is de dakkapel, die in het midden open kan. Enkel glas. Uiteraard. Veel in huis is van hout. Hout onder de dakpannen. In de vele raamkozijnen. Alle deuren zijn van hout. Een loodzware houten voordeur. Licht houten binnendeuren met soms een half doorzichtig glas in het oppervlak. En overal gleuven en gaten waar de wind wonderlijke tonen zingt. Fluitend door de plinten. Ik praat tegen de wind en de wind praat terug.

Soms vrolijk alsof zij zin heeft om te dansen. Soms boos omdat zij haar zin niet krijgt. Dan kraakt het hele huis. Bonkend op ramen en deuren uit zij haar frustratie. Ik vraag haar waarom ze boos is. Ze hoort mijn stem en gaat liggen. Af en toe een pufje als laatste protest. Ik kom altijd als winnaar uit de strijd. Ik voel me oppermachtig. Tien jaar en Koning van de Wind.

In mijn Ajax pyjama sta ik met gespreide armen en benen bezweringen uit te spreken voor het dichte raam. Duisternis verandert de top van de reuzenconifeer in de heks op de bezem met puntmuts. Haar silhouet is duidelijk. Zelfs de wrat op haar neus is te onderscheiden. De wind stuurt de heks heen en weer. Houdt haar in bedwang. Overdag is er slechts de reuzenconifeer. Groot maar onschuldig. Ik weet wel beter. Ik ken de geheimen die hij herbergt. De heks. Verbannen door de wind. Onzichtbaar in het daglicht. Slechts donkere chaos kan haar wekken.

Elke avond komt ze weer.

Piepend, schreeuwend en huilend probeert de heks uit de conifeer te breken. Hysterisch krijsend wil zij mij angst inboezemen. Ze doet maar.

Ik ben de Koning van de Wind.

Menno Voorwinde

Door schade en schande wijs geworden. Eigenwijze donder. Twijfelt aan alles in de wetenschap dat wijsheid begint bij twijfel.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.