Vrijdagochtend belt ziekenhuis TerGooi Hilversum. Afdeling Anesthesie. “Meneer Voorwinde”? vraagt een mannenstem. “Spreekt u mee”, geef ik toe. “U moet morgen geopereerd worden en daarvoor moeten wij nog enkele zaken doornemen”, zegt de man. Hij heeft een zachte ‘g’ en praat monotoon. “U moet met uw medicijnenlijst van uw apotheek eerst naar het Geneesmiddelen Service Bureau en dan naar de assistent anesthesie,” monotoont de man. “Ik heb nog een gaatje om 11:40, schikt dat?”
Het schikt.
Met teveel gegevens op zak en De Kiezel in m’n keel, meld ik me bij wat ik denk dat het Geneesmiddelen Service Bureau is. Het blijkt de ziekenhuisapotheker te zijn. Tien minuten te laat en drie verdiepingen hoger vind ik de juiste locatie. “Meneer Voorwinde?” vraagt een vriendelijk lachende verpleegster. “We vroegen ons al af…” Onhandig bied ik excuses aan en geef een halfslachtige uitleg over het waarom van het te laat zijn. “Geeft niet, hoor. Het kan nog net.”
Vanaf nu is het vooral veel wachten. De klok wijst na twaalven aan en dat betekent lunch. Te vaak komt verplegend personeel langs met broodtrommels, thermoskannen en los fruit. Ik zit alleen in een troosteloze hal met het geluid van de airco. Het raam staat open en het regent. Ik friemel aan De Kiezel.
Inmiddels is de wachtkamerhal volgelopen. Een gezette vrouw in een rolstoel wordt door een bonenstaak te dicht bij me geparkeerd. Ze praat te hard en vooral veel. Iets verderop gaat een statige dame met man en wandelstok zitten. Ze knikt naar me. Ik knik terug. De man is krom en roept medelijden bij me op. Hij mag van mij best als eerste geholpen worden. Zijn vrouw wordt gehaald. Hij is mee ter ondersteuning.
Een vriendelijk ogende verpleegster van ongeveer mijn leeftijd noemt mijn naam. Ik zit in de hoek, waar anders, en ik steek mijn hoofd in haar beeld. Ze wenkt en ik loop mee. We zitten aan haar bureau en nemen mijn medicatielijst door. Na afloop stuurt ze me terug de hoek in. De wachtkamerhal is weer leeg. Na een kwartier word ik geroepen door een vrouwelijke worstelaar in verpleegtenue. “Voorwinde?” galmt ze. Ik sta braaf op en slof achter haar aan. Ze is opvallend aardig en zegt dat ze de assistent-anesthesiste is. Ik geloof haar. We nemen mijn algemene medische toestand door. “Standaard procedure voor elke operatie”, laat ze me weten. Mijn algemene medische toestand is niet om over naar huis te schrijven. Desondanks word ik geschikt voor operatie verklaard.
“Nu nog een gesprekje met de verpleegkundige hiernaast en dan bent u klaar”, zegt de assistent. Ik knik en bedank haar. De verpleegkundige komt me halen en belt op verzoek van de assistent anesthesist met TerGooi Blaricum om een tijd vast te leggen voor de Operatie Kamer. Het telefoongesprek dat leid tot de afspraak, is een vervelend gesprek. De verpleegkundige komt niet ter zake en zit vooral veel te giechelen. Irritant. Het duurt lang voordat de afspraak is gemaakt en ik wil weg. De verpleegkundige heeft kennelijk mijn irritatiesignalen opgevangen en maakt opeens wel haast. “Morgen om 8:45 melden op de afdeling B8 in Blaricum, dan bent u om ongeveer 11:00 uur aan de beurt”, aldus de verpleegkundige. Ze kijkt er een beetje schuldig bij.
Bekaf pak ik de lift naar beneden. Door al dat gelul is mijn keel weer pijn gaan doen. Terwijl de lift naar beneden gaat voel ik aan De Kiezel. Hij beweegt niet. Ingesealde kiezel. Morgen halen ze een stukje eruit.
Ik wil hem er helemaal uitrukken.
Volgende: Kiezel (3)