Alleen thuis. Ik pak een krukje en ga voor het aquarium zitten. Het is een tropisch aquarium. Met thermostaat en een veel te grote pomp. Het is ongeveer zo groot als een 24″ monitor. Een armetierig ding. We zijn eraan begonnen toen oom Rens is gestorven. Twee jaar geleden. Oom Rens heeft een aquarium dat niemand wil hebben. Dan komt het al snel bij ons terecht. Er zwemmen namelijk levende diertjes in. Toen nog een stuk of dertig. Het oorspronkelijke aquarium is niet meer. Lek. Nog dezelfde dag is het vervangen door exact dezelfde, alleen dan voor 25 euro van marktplaats. De oorspronkelijke bewoners zijn ook niet meer. Geleidelijk aan vervangen na sterfte. Er zijn er nog 6 over. Een paar tetra’s en een algeneter met pantermotief. Zij hebben de massale sterfte enige tijd geleden overleefd. Misschien is de dood eindelijk verder getrokken. Of overgesprongen.
Ik ben somber. Sinds half augustus is De Kiezel geïdentificeerd. Een ingekapseld stuk grind met expansiedrang. Drie centimeter wildgroei heeft mijn leven op z’n kop gezet. Ik verblijf in een soort Twilight Zone. Af en toe overvallen dit soort momenten me. Gelukkig uitsluitend als ik alleen ben. Dan helpt het aquarium. Behalve vissen zitten er ook een handjevol dure slakken in. Zij zijn de schoonmakers. Geen alg te bekennen. Sabbelend verkwisten zij hun tijd in een saaie bak met water. In het aquarium staat een kapot vaasje. Ook een klein schedeltje van een landdiertje. Hier en daar een plantje en in de hoek een grotje. Het domein van de pantervis. Ik kijk naar de ongenode gasten. De gratis slakjes die zich sneller voortplanten dan voortbewegen. Een heel leger gaat de hele dag op en neer aan de binnenkant van de glazen voorplaat. Doelloosheid in de meest zuivere vorm. Ze volharden wel. Schoonmaakbeurten worden altijd veel te lang uitgesteld. Na elke schoonmaakbeurt komen ze weer terug. Onuitroeibaar. Van mij mogen ze blijven. Van mijn vrouw niet. En zij is de baas van het aquarium. Oom Rens is haar oom.
Ongewild dringt zich de vergelijking op met het vluchtelingenkamp in Moria op het eiland Lesbos. De metaforen liggen voor de hand. Ongenode gasten in een land waar ze niet zijn gewenst. Niemand wil ze. Slakken kan je in stilte vermoorden. De mensen in Moria gelukkig niet. Net als bij de slakjes ligt hun lot in handen van onbekenden. Onbekenden die hen niet als prioriteit zien. Dat is de wereld er omheen. Het aquarium. Mijn vrouw toont zich mild door ze allemaal te verzamelen en in één keer door te trekken. Op slag dood. In Moria gaan ze een nieuw aquarium bouwen. De slakken moeten daar naar terug. De onbekenden zijn er nog niet uit. Minder somber zet ik het krukje in de keuken terug. Mijn artsen zijn geen onbekenden meer van me. Die weten precies wat ze met me moeten doen.
Voor Moria hou ik m’n hart vast.
En dat allemaal door met een krukje voor een aquarium.
De vergelijking is zeker te maken.
Als we een ding voor deze mensen zouden kunnen wensen ( daar humaan oplossen kennelijk te ingewikkeld gemaakt moet worden) is het t vermogen om ergens op een krukje naar te kunnen turen en in hun hoofd aan de werkelijkheid te ontsnappen
En zich hopelijk kunnen vasthouden aan een gedachte dat het ook voor hen ooit goed komt.
Omdat er toch overal ter wereld mensen zijn die ook vinden dat er goed voor hen gezorgd moet gaan worden.