Fleur (6) Voorwinde wil spelen. In de ‘groene’ speeltuin. Predicaat ‘groen’ omdat de kunstgrasmat dominant fel groen van kleur is. Fleur mag in haar eentje naar de rode speeltuin, maar niet naar de groene. Dat zit zo. De rode speeltuin is dichtbij ons huis. De speeltuigen daar hebben rode kleuraccenten. Vandaar ‘rode’ speeltuin. Fleur hoeft maar één straatje over te steken om daar te komen. Een rustig buurtstraatje. De rode speeltuin voldoet aan de voorwaarden. Een korte ‘opleiding oversteken’. Een horloge dat belt en kan worden gebeld. Een te overbruggen afstand, als snelheid is geboden én een belofte van ons aan Fleur. Fleur is 6 jaar en heeft onthouden dat wij haar hebben beloofd dat ze in haar eentje naar de ‘rode’ speeltuin mag op die leeftijd. Fleur wil nu al de grenzen proberen op te rekken.
Dus wil ze naar de groene. Liefst alleen. Ik zeg standvastig dat dat niet gaat gebeuren. Voor de zoveelste maal leg ik haar uit dat ze daarvoor de Neuweg over moet steken. Dat vinden wij nog te gevaarlijk. De Neuweg is een lange straat die zich langs tal van buurten in het zuiden van Hilversum slingert. Daar wordt regelmatig te hard gereden door automobilisten en scooters. Bovendien is de speeltuin verder weg en compleet aan onze waarneming onttrokken. Fleur krijgt mij na een waterval van smeekbedes zover dat ik met haar meega.
We zijn nog niet buiten of ze wil naar een andere speeltuin. Ze wil naar het schoolplein van de Paulusschool. Die is nóg verder weg. Ik stem toe. De frisse lucht valt goed. Samen sjokken we door de buurt. Ik lurkend aan een sigaar en Fleur in de hoogste babbelstand. Ik moet elke 10 seconden naar haar kijken. “Kijk wat ik kan, Pap!” en “kijk dan!” rollen als aerosolen uit haar mond. Op repeat. Ik vind het best en kijk. Af en toe “knap hoor” en “goed zo” roepend. We lopen door de Papaverstraat, langs nummer 24. “Daar heeft Grote Zus gewoond,” zeg ik. “Ja-haa…dat wéét ik,” zegt Fleur. Ze heeft gelijk. Ik zeg het elke keer als we er langslopen. De laatste keer was begin maart. Pre-corona. Grote Zus is haar half zus, mijn oudste dochter die mij onlangs opa heeft gemaakt van Pim.
“Weet je wie hier nog meer heeft gewoond?” vraag ik. Fleur denkt even diep na. “Sorry Pap, dat weet ik niet meer.” Ik vertel haar dat papa’s oma hier ook heeft gewoond. “Is dat de oma waar ik als baby nog in haar armen heb gelegen?” Dat klopt. Fleur weet nog dat haar oma, mijn moeder, haar een foto daarvan heeft laten zien. “Heeft jouw oma in hetzelfde huis als Grote Zus gewoond?” Dat wist ik niet. Wel in hetzelfde straatje. Met z’n veertienen. Het zijn arbeidershuisjes van Dudok. Tegenwoordig geschikt voor éénoudergezinnen. Piepklein. “Ga eens aan de kant jôh, pap!” roept Fleur als er een auto aankomt. Ik was nog in het huisje, met dertien anderen.
Fleur doet extra haar best om op alles te letten. Ze doet het goed. We komen aan bij de Paulusschool. Er zijn kennelijk oudergesprekken want er worden mensen uitgelaten en binnengelaten. Twee wachtenden blijven over. Een stelletje. Allebei in een ander digitaal wereldje. Fleur zit al bovenin het ‘piratenschip’. Een hele ruime interpretatie. Houten balken verbonden door stalen stangen en klimtouwen. Ik moet weer kijken wat Fleur kan. We werken verschillende speeltoestellen af. Fleur durft overal op, maar nergens af. Met drama forceert ze mijn hulp. Ze vindt het heerlijk als dat lukt. Ik doe net alsof ik er een beetje moe van word. We genieten allebei van het sluwe spel.
Als het begint te regenen gaan we terug. Eenmaal thuis is het droog en vraag Fleur of ze nog even naar de rode speeltuin mag. Dat mag. Binnen de minuut is ze terug om te vragen of ze een snoepje mag aannemen van de buurvrouw. Ook dat mag. Ze komt terug met twee familiezakken snoepgoed.
Fleur wil haar een bedanktekening brengen.
Linda en ik glimlachen heel lang als Fleur weer wegfleurt. Naar de rode speeltuin.