Maandagochtend half acht. Ik schiet wakker. Fleur en Linda zijn al beneden. Vandaag testdag in Imaging Center van het AUMC. PET, CT en MRI scans. Die gaan uitsluitsel geven over de nestelplekken van het nageslacht van De Kiezel. Eenmaal beneden staat er een ontbijt klaar. Dat wil zeggen een glas vol gezonde prut. Fruit, melk, suiker en weet ik wat nog meer. Dat maakt Linda ’s ochtends dagelijks voor me klaar. In de blender. Heerlijk vind ik het. Maar ik mag het vandaag niet. “Shit! Niet aan gedacht,” kraait Linda. “Gewoonte,” verontschuldigt ze zich. Ik mag water, thee en koffie. Zonder suiker. In de twee uur voor de eerste test, de PET scan, moet ik één liter water drinken. Onderweg in de auto werk ik 66 centiliter weg. We rijden voor de zoveelste keer de Vreelandsweg af. Onderweg naar de A2. Buiten is het koud, grijs en miezerig herfstweer. Uitgestrekte weilanden met natgeregende schapen.
Linda heeft hard haar muziek aangezet. Clint Eastwood van de Gorrilaz. Even later Volbeat. Lekker, maar ik heb er eigenlijk geen zin in. Ik ben de dag aan het vooruitzien en dan is herrie onwelkom. Ik zeg niets en pak mijn notitieblok. Zo nu en dan krabbel ik wat. Een Afrikaans uitziende boom staat plompverloren in een weiland langs de A2. Bruin gevlekte koeien hebben zich eronder verzameld. Een kaal weiland is lelijk in koud en miezerig weer. Mijn maag rommelt dus steek ik een sigaar op. Zwijgend komen we aan bij P3. De parkeerplek voor het Imaging Center en voor de campus. Vanaf P3 is het een meter of 250 naar de ingang. Het waait en daardoor nog kouder. Linda zet, zoals gewoonlijk, flink de pas erin. Ik doe al geen moeite meer om haar bij te benen. Af en toe wacht ze even op me.
Bij de balie kan ik me alleen aanmelden voor de eerste twee tests. De PET en de CT. Die gaan straks in één moeite door. Voor de MRI is het nog te vroeg om me aan te kunnen melden. We moeten wachten op de begane grond in de enige wachtruimte die daar is. In de parkeergarage heb ik het resterende water naar binnen gekieperd. Linda ziet er knap uit. Ze heeft een soort van mondkapjessjaal om, met pantermotief. Ze is prachtig. Ik zie eruit als een sloeber. Een gevoel van trots overvalt me als ik naar Linda kijk. Gebeurt vaker. In de wachtruimte trekt Linda meteen haar laptop uit haar tas en gaat aan het werk. Een paar minuten later ben ik aan de beurt. Een verpleger neemt me mee. Halverwege de gang staat een weegschaal. Even later lopen we verder in de wetenschap dat ik 78 kilo weeg.
Naast kamer 4 hangt een bordje ‘injectiekamer’. We gaan naar binnen. De verpleger doet wat het bordje belooft. Hij injecteert. Een infuus. “We lopen voor op schema,” zegt de verpleger. Die zin heb ik nog niet eerder gehoord in een ziekenhuis. “We moeten 10 minuten wachten, voordat ik de vloeistof mag inspuiten. U moet dan namelijk nog twee keer een half uur wachten en meteen de tunnel in.” Prima. Na tien minuten is de verpleger terug. Met een metalen speelgoed bolderkarretje. Hij maakt het bovenklepje gehandschoend open. In het bolderkarretje ligt een soort bankkluisje. Zoals je dat wel in Amerikaanse ‘bankroof-films’ ziet. Met een geel-zwart plaklint eromheen. In dat kluisje zit een metalen cilinder met radioactieve vloeistof. Onschadelijk is het toverwoord. Mijn wenkbrauw blijft iets langer gefronst dan normaal.
Een half uur niet bewegen in een comfortabele stoel. Heerlijk. Behalve als het moet. Nu moet het. Ik mag ook niet praten. Dan gaat de ingespoten vloeistof direct naar mijn stembanden. Het moet naar al mijn spieren. Ik doe mijn best maar krijg in dat half uur toch nog drie keer een onbedwingbare hoestbui. Kutsigaar. Het tweede half uur mag ik weer alles. Behalve eten, natuurlijk. Een vriendelijke verpleegster komt me halen. Instructies. Hup, de tumortunnel in. Ondanks (of misschien wel dankzij) het zoemende geluid van het apparaat val ik in slaap. Het duurt lang. Ik schrik wakker door een keiharde bel. Mijn benen en hoofd gaan automatisch omhoog. En meteen weer naar beneden als ik besef waar ik ben. De bel geeft een volgende fase in een scanprocedure aan. Ik zoem weer langzaam weg.
De PET is klaar. Ik mag blijven liggen voor de CT. Andere vloeistof in m’n infuuskraantje. Ik krijg acuut een warm kruis en het gevoel dat ik moet pissen. Hoort erbij. Wist ik nog van jaren geleden. Het kwam weer terug. De CT scan was zo gepiept. Vrijwel aansluitend kon ik, na aanmelding bij de balie, de MRI ondergaan. Op de tweede verdieping. We waren er net en ik werd geroepen. Mondkapje af. Er zit een ijzerdraadje in mondkapjes. En de volgende tumortunnel in. Een dokter kijkt mee tijdens de MRI en beslist ter plekke of er contrastvloeistof moet worden toegediend. Dat zou nummer drie zijn in, pakweg, een paar uur. Na een helletocht van jeuk aan mijn oorschelp, via neus en voorhoofd naar mijn kin, ben ik klaar. Geen contrastvloeistof meer nodig.
We gaan naar huis. Nog geen uitslagen. Donderdag komen de artsen samen om de dossiers te bespreken. Vrijdag heb ik een afspraak bij de chirurg. Ik hoop enkele testuitslagen terug te zien voor die tijd. In mijn patiëntendossier.
The Green Mile naar het behandelplan is ingezet.
