Henk en ik lopen de brede trap aan het eind van het doodlopende straatje af. We zijn beneden en we worden allebei overvallen door een feest van herkenning. Een meter of 25 links begint de sloot die door alle Mouwtjes heen loopt. Henk wijst mij op een paadje dat ik was vergeten. Het verbindingspaadje. Je ziet het niet. Je moet ernaar toe lopen. Ik wil kijken. We lopen er naar toe en eenmaal de hoek om weet ik het weer. Het paadje gaat over in een doodlopende weg. Meteen rechts is een gemeentewerkplaats. Linksaf ga je naar boven. Naar de Huizerweg en langs het bejaardenhuis waar vroeger de schaakclub van Vader in was gehuisvest. Verder is daar weinig te zien. We lopen terug ’t Mouwtje in.

De grote wilgen hangen nog steeds als parapluutjes over de sloot heen. Vroeger waren dat onze schommels. Als je een paar takken tegelijk beetpakte dan kon je met een aanloop eindeloos boven de sloot heen en weer slingeren. Henk kwam altijd tot stilstand boven het water. Ik redde hem net zovele keren. We lopen door tot de splitsing. De rododendron die als hut dienst deed stond er nog steeds. Met nog steeds dezelfde twee ingangen. Al bijna 50 jaar. Ongelooflijk. De tweede ingang is hier aan het zicht onttrokken.
Rechtsaf is de ‘beroemde’ fietshelling die Henk en ik, met gevaar voor eigen leven, bestormden met skelters en fietsen. Eigenlijk met alles dat wielen had. Ons DNA moet in het asfalt gesleten zitten. Linksaf ga je het bruggetje en de sloot over. Henk en ik gaan rechtsaf. Tot ons ongenoegen zijn er anti-fiets hekjes verzonken in het pad. Schande. Halverwege de helling zeggen we een oudere dame met hond goeiedag. We raken noodgedwongen aan de praat. De dame blijkt al langer hier te wonen dan wij oud zijn en kent heel Bussum op haar duimpje. Behalve de naam van een bewoner die wij kwijt waren. Het kan verkeren. Na de nodige uitwisselingen over de betere wereld van vroeger vervolgen Henk en ik onze jeugdkruistocht. In spijkerbroek. Bovenaan de helling zien we het speelveld waar we onnoemelijk veel lief en leed hebben meegemaakt. We slaan linksaf. De trap des doods naar beneden. We lachen om het fietsincident van Henk, toen hij zonder te remmen in volle vaart de trap af racete om omgekeerd loodrecht naast zijn fiets in de sloot te belanden.




De volgende trap naar boven ligt zo’n 100 meter voor ons. In fijne gedachten verzonken lopen we glimlachend daar naar toe. Bovenaan zijn we op het verlengde stuk van de Anton Mauvelaan en kijken uit op het saaie 2de Mouwtje. Een sloot. Eén foto. Klaar. We besluiten een stukje terug te lopen omdat Henk enkele belangrijke zaken te binnen schieten. Eén daarvan is dat hij de contactsleutels in de auto heeft laten zitten. Nadat we dat hebben hersteld, besluiten we de route aan te passen. We zetten pas richting ‘Het Duivenringstraatje’. Die straat heeft zijn naam te danken aan de pre-flippotijd. Duivenringen gooien was toen dé shit. Slierten duivenringen konden worden gewonnen in een behendigheidsspel. Je had twee varianten. Een was afgeleid van het knikkeren. Het als eerste je sliertje duivenringen in een putje werken vanaf een bepaalde afstand. En de andere, veel populairdere, Rakie. Jij of je tegenstander legt een sliert duivenringen midden op de weg. En omstebeurt moest je dan van bepaalde afstand die sliert zien te raken. Winner takes all. Henk en ik waren altijd behangen met vele slierten. Moeder moet er gek van zijn geworden.
Tegenover het Duivenringstraatje is de straat waar de Julianaschool staat. Ook al in de steigers. Vele malen heb ik Henk bijtijds kunnen redden van jeugddetentie door het voorkomen van een schoolbrand. In de bosjes stookte hij altijd fikkie met een vriendje. Dirkie de pyromaan. Als Dirkie kwam spelen keerde mijn moeder hem altijd eerst ondersteboven om alle lucifers en aanstekers van hem af te kunnen pakken. Dirkie hield altijd nog ergens wat over…
Meer volgt snel.




Steun zijn broer:
vadertje.backme.org