Sinds 10 november 2020 rook ik niet meer. Ik rookte gelukkig al niet zoveel meer. Een paar sigaren per dag, dat was het. Sinds 11 november 2020 kan ik niet meer roken. Een keelstoma maakt dat vrijwel onmogelijk. In de tijd dat ik in het ziekenhuis lag (ruim 2 weken) heb ik roken niet gemist. Ik ben nu 2 dagen thuis en heb meer trek in een sigaar dan ooit tevoren. Ik doe het niet, uiteraard, maar ik vraag me wel af waar die behoefte nu vandaan komt. Is het de vertrouwde omgeving? De verantwoordelijkheden die bij het huishouden in algemene zin horen dat het aanwakkert? Ik weet het niet. Ik krijg de indruk dat de hele wereld overspannen is, behalve diegenen die er echt recht op hebben: ziekenhuispersoneel. Het gebrek aan spanning om je heen zal de behoefte wel wegnemen, vermoed ik.
Thuis loopt nog helemaal niets op rolletjes. Gebrek aan ingesleten routine voor wat betreft het onderhoud van mijn ademsanus, speelt daar een grote rol in. Het duurt erg lang en ik ben er vaak en veel tijd aan kwijt. Dit in combinatie met het gebrek aan stemgeluid om mijn af en toe opspelende frustratie te uiten maakt het tot een beproeving. Vrouw Linda en dochtertje Fleur zijn ook al uit hun hum. De stress alom aanwezig. En ik kan er niks tegen beginnen. Ondertussen beginnen lichamelijke ongemakken zich steeds nadrukkelijker te manifesteren. Ik hoest me de touwtyfus. De ene na de andere bloedkorst blaf ik uit. Regelmatig vergeet ik dat alles wat ik uithoest via mijn ademsanus gaat. Niet meer via m’n mond. Regelmatig zit mijn scherm, of de spiegel, of een willekeurig object onder de taaie slijm met gratis bloedmonsters omdat ik m’n hand voor mijn mond hou.
Gisteren moest ik plotseling niezen. Dat was raar. De prikkeling leek uit mijn neus te komen, maar de hatsjoe (inclusief slijmerig gezelschap) kwam toch echt uit m’n ademsanus. En niet één keer. O nee. Een heus niessalvo. Dat werd weer poetsen; een stomaspiegeltje, 2 beeldschermen en een keyboard. Later moest ik ook nog enig reliëf van mijn telefoon verwijderen. De hoestprikkels blijven voorlopig nog even, zo is mij vanuit het ziekenhuis beloofd.
Vrouw Linda heeft een off-day. Alles gaat fout. Alles is kut. En iedereen is stom. Zoiets. Uit de buurt blijven is dan normaal het devies. Maar ook ik ben uit mijn hum en makkelijk ontbrandbaar. Zo geschiedde. Een kleine ontploffing. Stuntelig goedmaakwerk en een troostbaar kind op de bank met chips en lolly’s, en het is een stukje beter. Terwijl ik dit schrijf word ik gebeld door het ziekenhuis. Vrouw Linda is heel even weg en ik kan niet opnemen. Tenminste, ik kan wel opnemen, maar niet antwoorden vanwege gebrek aan stemgeluid. Vrouw Linda zal dat even later rechtzetten.
Zo’n beetje mijn hele rechterribbenkast is gevoelloos. Inclusief schouder en een stuk nek. Aanraking, heet, koud, prikken, niks voel ik. Het kan nog goed komen, is mij verzekerd door medisch onderlegde mensen. Het zal wel. Ik heb liever dat alles met mijn gezin goed is en blijft. Daar heb ik zo’n beetje alles voor over.
Anders ben ik pas echt de sigaar.

vadertje.backme.org