Vanochtend stonden om 8:00 uur twee medewerkers van Teeuwissen voor de deur. Een hardnekkige verstopping ergens in ons afvoersysteem moest worden verholpen. De loodgieter was een paar dagen eerder geweest en kwam niet veel verder dan het vastzetten van wat draairingen om afvoerpijpen heen. Hier was grof geschut nodig. En dan komt Teeuwissen in beeld. Als Teeuwissen een afvoer of riool niet ontstopt krijgt, is het een verloren zaak. Regelmatig zie ik ze door onze buurt trekken in ontzagwekkende groen-gele vrachtwagens met enorme afzuiginstallaties. Eigenlijk zouden zij niet zo vaak meer nodig moeten zijn. Bij de laatste renovatie van onze buurt, een aantal jaar geleden, was de buurt toegezegd dat aansluitend op de renovatie, de riolering en het afvoersysteem naar de riolen grondig vernieuwd zouden worden. De buurt is ruimschoots ouder dan een eeuw. Zo ook de riolering. Te smal naar de huidige maatstaven. Nooit meer iets van gehoord.
Dus: Teeuwissen.
Ik was, bij uitzondering, al beneden toen er werd aangebeld. Sinds mijn operatie slaap ik slecht en meestal kan ik in de ochtend nog een paar uurtjes slaap pakken. Het zij zo. Vandaag niet. Ik zat aan de koffie terwijl vrouw Linda haar werkplek aan het opstarten was. Gezamenlijk liepen we naar de keuken om de mannen van Teeuwissen via de achterdeur binnen te laten en de weg te wijzen. Ik uit gewoonte, vrouw Linda omdat zij wist wat ze moest doen. In onze te kleine keuken stonden we plotseling met vier personen. Vrouw Linda zei dat ik ziek was en niet kon praten. Mijn keelstoma had ik nog niet bedekt, dus ik gaf ongewild ook nog wat visuele ondersteuning. De twee mannen deinsden geschrokken terug: “Toch geen Corona, hè?!” riepen ze in koor. Dochtertje Fleur (6) gaf uitsluitsel: “Nee hoor, kanker!” Huppelend maakte ze daarna een rondje door de kamer.
Het leek mij verstandig om me terug te trekken. Ik had er niks te zoeken en kon toch geen woord uitbrengen. De twee mannen deinsden nog verder achteruit toen ik voorbij schuifelde richting woonkamer. Ik voelde me een lepralijder in eigen huis. Vanaf de eettafel in de woonkamer werd ik nog een paar maal wantrouwend gadegeslagen door de twee mannen. Uit flarden van hun conversatie kon ik opmaken dat hun bedrijf zwaar was getroffen door corona. De angst zat er goed in. “Papa moet afstand houden, he mamma? Anders krijgen die meneren ook kanker!” probeerde dochter Fleur nog even. Moeder Linda greep in toen Fleur een nieuw woord verzon: “Kankercorona.” Fleur was er zelf erg mee in haar nopjes en moeder Linda moest alle zeilen bij zetten om haar duidelijk te maken dat ze een heel lelijk woord had bedacht. Fleur beloofde het niet meer te zeggen.
Het liep tegen half negen en vrouw Linda moest dochter Fleur naar school brengen. Ik was alleen met de mannen van Teeuwissen. Heel even kwamen wraakgevoelens opborrelen. Gelukkig was dat snel weg. De twee mannen waren inmiddels hard aan het werk en hadden overeenstemming bereikt over de te volgen procedure. Daar kwam een apparaat bij kijken dat ik niet herkende en het afvoerputje in de tuin. Een hoop herrie, een puinhoop in de tuin maar een afvoer die weer razendsnel doorliep was het resultaat. Good enough.
Vrouw Linda was inmiddels ook weer thuis en had de mannen koffie aangeboden. Beleefd werd die geweigerd. De twee mannen moesten als een “speer naar Breukelen.” Daar was het kennelijk flink misgegaan. Een van de twee moest nog wel heel nodig plassen. Zijn urine heb ik van de vloer moeten vegen. Je kan bij ons alleen zittend plassen. Doe je het staand, dan krijg je bril op je piemel.
Ik had hem dat onmogelijk kunnen vertellen…
