Een mokerslag. Zo beschouw ik tot nu toe de post-bestralings periode. Ik ben ervoor gewaarschuwd. Met name de eerste week nadat de bestralingen zijn gestopt, zijn de klachten het ergst. Het ligt in mijn aard om dat nogal licht op te nemen. Niet zo gek ook. Ik ben immers redelijk goed door de bestralingen zelf heen gekomen. Het had allemaal veel erger gekund. Maar, allejezus, deze heftigheid overtreft alle mogelijke verwachtingen. Ik voel me als een kasplantje met verwarde, beperkte verstandelijke vermogens. Alles lijdt eronder. Concentratie, schrijfwerk … niks lukt.
Wat is er precies aan de hand?
Vermoeidheid is het dominante ongemak. Verpletterende vermoeidheid. Aangewakkerd door niet aflatende hoestkriebels. Mijn slaapritme is volledig naar de Filistijnen. Ik ben altijd moe en slaap wanneer ik even niet wordt geplaagd door hoestprikkels. Als ik mazzel heb pak ik 3 uur achter elkaar om vervolgens door diezelfde hoestprikkels weer wakker te worden gehoest. Mijn hoestbuien gaan dag en nacht door en zijn sinds de laatste bestraling in hevigheid toegenomen. Zowel ‘kwalitatief’ als kwantitatief. Bakken met slijm hoest ik door mijn nieuwste gaatje naar buiten. Gemengd met proppen die op naaktslakjes lijken en bloederige schilfers. Niet onverwacht want ook de binnenkant van mijn ademhalingskanalen zijn beschadigd. Soms moet ik zó hard hoesten dat mijn lieve dochtertje Fleur (6) ervan moet huilen. Dan moet ik de tranen zelf ook onderdrukken. Gelukkig laat Fleurtje zich makkelijk troosten. Ze is gelukkig niet meer bang voor het gat in mijn hals en de keukenrolvelletjes vol met bloed en slijm, die zich altijd snel opstapelen op tafel. Als ik met hoesten begin scheurt Fleurtje tegenwoordig alvast een velletje voor me af.
En dan is er natuurlijk de tube die ik in moet houden. Hoe pijnlijk ook vanwege de iets te grote maat en de gevoeligheid van de omgeving die hij vrij moet houden. Ik stik anders door de overhangende biefstuk die vroeger mijn rechterborstspier was. Rood en opgezwollen, maar met de belofte slank te worden. Ik moet het nog zien. Doof ben ik nog steeds en zal ik nog een maand of drie blijven. Ik heb er gratis steken in mijn gehoorgang bijgekregen, waardoor ik af en toe kolderieke sprongetjes maak. De huid rond mijn nieuwe ademsanus is zo rood dat het zeer doet aan je ogen. De huid zelf doet maar aan een kant pijn. Daar waar het niet gevoelloos is geworden door de operatie. Ik heb daar zalf voor die verkoelend werkt en de huid soepel houdt. Dat werkt maar even, omdat het bandje rond mijn keel, die de tube op z’n plek houdt de zalf na verloop van tijd ‘wegschuurt’.
Zoals ik zei: alle ongemakken tegelijk, in alle hevigheid.
Voor wat betreft mijn geestelijke vermogens is vermoeidheid vooral een veroorzaker van onzekerheid. Ik ben overgevoelig voor ‘commentaar’ van mensen die het dichtst bij me staan. Normaal gesproken ben ik allesbehalve op m’n grote bek gevallen, maar nu klap ik volkomen dicht. Geen bijtende opmerkingen op vermeend onrecht richting mij; slechts dramatische verongelijktheid. Die ik gelukkig wel binnen kan houden. Een treurig glimlachje is het enige dat het verraad. Een glimlachje van een vegetariër die na 8 maanden geen vlees plotseling een shoarmarol van zijn geliefde krijgt. Of van de man die trots is dat hij op gewicht is gebleven tijdens het hele ‘kankerproces’, maar te horen krijgt dat dat vooral is omdat hij geen reet uitvoert. Voor het gemak vergeet hij dan even dat zij ervoor zorgt dat-ie geen reet uitvoert en dat dat nu juist de bedoeling is. Het is het zinnetje dat blijft hangen. In deze geestestoestand althans. Een foutje en een op z’n ergst een ongelukkige opmerking. Maar in mijn hoofd een drama van jewelste.
Gelukkig ben ik nog in staat mezelf een schop onder m’n kont te geven. Als dat niet meer lukt heb ik echt een probleem.
Maar dat gaat niet gebeuren.
Lees waar ik het voor doe in Lieverdjes