In Niksdag schreef ik dat ik niet de moeite had genomen om mijn larynxtube te reinigen op de manier zoals het hoort. Dat ik er alleen wat wattenstaafjes door heb geharkt en that’s it. Nou, dat heb ik geweten de volgende dag. Ik heb sowieso al overvloedige slijmproductie in m’n longen waardoor, zo blijkt, onderhoud op en rond mijn nieuwe ademgat des te belangrijker is. Vooral voldoende sprayen met een zoutoplossing is hierin cruciaal. Zelden zo’n benauwde dag gehad. Uit slijm gevormde plakkerige naaktslakken uithoesten was de godganse dag mijn deel. Inclusief doorzichtige gordijnen van datzelfde slijm dat om de haverklap m’n luchtpijp afsloot. En dat terwijl ik al zo vréééselijk moe ben. Ik heb het weer overleefd en ben een goed voornemen rijker. Nooit meer overslaan. Dat onderhoud.
Bij het onderhoud vandaag kan ik duidelijk de blaren aan de binnenkant van mijn luchtpijp zien zitten. Een normaal verschijnsel, maar toch een bizar schouwspel. Vrouw Linda dacht dat het pusbultjes waren. Blaren dus. Op zich logisch. De hele santenkraam op en in mijn nek is behoorlijk ‘verbrand’ door de bestralingen. De buitenkant van mijn nek is nu aan het vervellen. Zo rood heb ik mijn huid nog nooit gezien. Alsof ik boven een werkende vulkaan heb liggen zonnen. De lappen vel raken in gestaag tempo hun houvast kwijt zodat mijn nek op sommige plekken op de bedding van een uitgedroogde rivier lijkt.
Als ik net heb geslapen zit er een bult op mijn rechteronderkaak waar je u tegen zegt. Die trekt mijn rechtermondhoek helemaal naar beneden. Alsof ik ontzettend chagrijnig de wereld in kijk. Ik merk het nauwelijks. Pas als vrouw Linda me erop wijst. Ik kijk in de spiegel en moet lachen om m’n eigen misvormde gezicht. Mijn telefoon ontgrendelt ook al niet meer op gezichtsherkenning. Humor. Zelfs Samsung vindt dat ik ’n rotkop heb. Mijn interesseert het geen biet hoe ik eruit zie. Tot op zekere hoogte. Dat wel. Alles heeft z’n grenzen. Ik moet er vooral geen last van hebben. Dat is het eerste en belangrijkste criterium. Veel eisen stel ik niet aan mijn lijf. Ik moet gezond van geest zijn, pijnvrij en niet dodelijk vermoeid. Volgens mij niet te veel gevraagd. Waarschijnlijk gaat dat er ook wel komen. Binnen afzienbare tijd. En als ik binnen nu en vijf jaar geen kanker terugkrijg ben ik helemaal dolgelukkig.
Oh ja, weer kunnen praten. Dat is een harde eis. Ik wil straks weer nietszeggende babbeltjes kunnen maken met mensen op straat. Met de buurman. Weer discussiëren over de ‘grote’ onderwerpen met mijn oudste dochter. Weer melancholisch lullen over vroeger met broer Henk. Terwijl we wandelen door onze jeugd. Voornamelijk in Bussum. We kijken samen al reikhalzend uit om ons uitje naar ’t Mouwtje in Bussum voort te kunnen zetten. Weer me laten verrassen door dochtertje Fleur als we samen al babbelend spelen. Ze zal wel even moeten wennen dat ze me dan niet zo makkelijk meer kan negeren. Grapjes maken met vrouw Linda en lieve woordjes in haar oor fluisteren.
En natuurlijk straks Pim voorlezen.
Lees ook Lieverdjes en help als je kan!