Zolang ik me kan herinneren denk ik na over de dood. Nooit leidt het ergens toe. Niet naar iets nuttigs in ieder geval. Om preciezer te zijn denk ik na over het verlies van mijn bewustzijn, wat nu eenmaal een onvermijdelijk gevolg is van doodgaan. Denk ik. Ik geloof niet in een hoger wezen of een voortzetting van een bestaan na de dood. Gedachten over de dood dringen zich plotseling op en kunnen absurd in heftigheid zijn. In de loop der jaren heb ik daar enigszins mee om leren gaan, maar ideaal is het niet. Vaak gaan ze via een bepaald patroon dat eindigt in een (bijna) paniekaanval en ondertussen ben ik geen millimeter dichter bij een geruststellende gedachte. Ik blijf het een onverdraaglijk idee vinden om het besef van mijn eigen bestaan te verliezen. Tot er vorige zomer kanker bij me werd geconstateerd heb ik die gedachten terug kunnen draaien tot het niveau waakvlammetje. Een soort slaapstand. Voor mijn doen een uitmuntende prestatie, al zeg ik het zelf.
Het waakvlammetje dat blijft branden om me te helpen herinneren dat de gedachten, die het me altijd zo lastig maken, misschien wel het gevolg zijn van een te groot ego. Het ego dat niet accepteert dat het onvermijdelijk is dat hij uitgeroeid gaat worden. Dat hij sterfelijk is. Met die conclusie op zak is het eenvoudig vast te stellen dat ik me in een doolhof zonder uitgang bevind. Het ego zoekt allerlei irreële wegen om een acceptabel alternatief te vinden. Tegen beter weten in. Door die waakvlam is ook de urgentie van een snelle, bevredigende oplossing naar de achtergrond gedrongen. Kanker heeft het weer voor aan de rij gezet. De gaskraan volledig opengezet, om de metafoor maar even door te trekken.
Vorige jaar, na mijn operatie, hebben mijn ex en ik afgesproken dat als alle corona ellende voorbij is, we samen filosofie gaan studeren. Ik heb daar onmiddellijk ‘ja’ op gezegd. Nou ja, geknikt. Spreken gaat nog steeds nauwelijks en toen al helemaal niet. Maar dat terzijde. In het kader daarvan moest ik denken aan een aantal interviews die ik jaren (7 of 8?) geleden met René Gude op TV heb gezien. Ooit Denker des Vaderlands en een immens aantal studiejaren in de filosofie achter zijn naam. Bovendien een aangenaam mens. Soms komen er van die mensen langs die, als je ze hoort spreken, je onmiddellijk nog veel meer van ze wilt horen. Zo een was Gude voor mij. Luie donder als ik ben heb ik daar natuurlijk niets mee gedaan. Toentertijd.
Deze week heb ik een drietal boeken besteld – en inmiddels binnengekregen – met daarin Gude in de hoofdrol. Het eerste boek waaraan ik ben begonnen heeft de titel ‘Sterven is doodeenvoudig. Iedereen kan het.’ Het hele boek is een verslag van een gesprek tussen René Gude en Wim Brands. Ik ben halverwege en pas vandaag besefte ik dat ze allebei dood zijn. Van Gude wist ik dat natuurlijk al. Van Brands ook, maar dat drong vandaag pas weer tot me door. Gude was 58 toen hij stierf. Uiteindelijk aan de gevolgen van botkanker. Brands was 57 en schijnt vrij plotseling depressief te zijn geworden en heeft zelfmoord gepleegd.
Ik ben 57 en mijn Ego’s fantasie slaat op hol.
Ik heb nog een hoop te doen.
DISCLAIMER: gratis lezen mag, doneren is goed voor mijn ego en kan via:
vadertje.backme.org