Voor het eerst sinds de paniek uitbrak over de covid-19 pandemie, ben ik in een winkel geweest. Nou ja winkel, een apotheek. Mijn apotheek. De apotheek waar ik pre-corona elke 3 maanden kwam om mijn karrevracht aan noodzakelijke medicatie te halen. Voordat ik naar binnen ging had ik mijn auto geparkeerd met zicht op de apotheek. Het is een kleine, oeroude apotheek. Met 3 á 4 mensen is het vol. Pre-corona kende ik de 3 vaste medewerkers. En zij kenden mij. Geen idee of zij er na anderhalf jaar nog steeds zijn. Ik vermoed van wel, maar kan dat natuurlijk niet met zekerheid stellen. Enige voorbereiding was nodig.
Ik tikte een korte tekst op het notitieblok in mijn telefoon waarin ik mijn naam, geboortedatum en doel van mijn bezoek noteerde. Door het ontbreken van mijn spraakvermogen leek me dit een handige zet. Ik wachtte tot de apotheek leeg was en liep met telefoon in de aanslag naar binnen. Ik was alleen. Zoals altijd was er niemand in het winkelgedeelte. Een medewerkster kwam van achter. Daar waar de medicatie wordt verdeeld en ingepakt. Ik herkende haar. Zij mij ook. “Ah! Ja…” zei ze en met een korte draai dook ze een la in. Ik hoefde niets te doen. Mijn medicatie stond klaar en ze gaf het aan me. Het paste nét door het gat in het kuchscherm. Ik knikte als bedankje. Zachtjes zei ze: “Het is goed u weer te zien”, terwijl ze haar mondkapje naar beneden trok en me een stralende glimlach toonde.
Het raakte me.
Een dag eerder had ik antwoord, op een bericht aan mijn huisarts, gekregen of ik mijn medicatie voortaan ook digitaal kon bestellen. In plaats van telefonisch. Dat kon. Via het contactformulier. En het werkt. Nou ja, bijna. Ze zijn m’n puffertje vergeten. Maar dat deden ze ook al regelmatig toen ik nog gewoon telefonisch bestelde. Sommige dingen veranderen nu eenmaal nooit. Het is vreemd om te merken dat ik sommige gewoontes moeiteloos oppik en andere gewoontes weer even wennen zijn. Alsof het nieuw is. Deze was weer even wennen. Het zelf ophalen van de medicatie. Nu het opportuun wordt dat ik steeds meer zelf moet gaan doen, merk ik dat ik geïrriteerd raak als mensen om me heen me teveel uit handen willen nemen. Allemaal met de beste bedoelingen, maar ik moet uitvinden waar de grenzen van mijn conditie liggen. In sneltreinvaart dender ik af op een leefsituatie waarin dat noodzakelijk wordt. Dan kan ik maar beter proberen te wennen. Eind van deze maand krijg ik m’n tweede shotje Pfizer en dan zou het prettig zijn als ik alvast aan wat oude gewoontes (opnieuw) ben gewend.
Dat klinkt nogal ondankbaar, maar dat is het niet. Ik ben de mensen die me door deze periode heenslepen, eeuwig dankbaar. Het gaat om het besef van wat me te wachten staat. De irritatie betreft niet de hulp die ik krijg, maar het onvermogen om het allemaal zelf te kunnen. Het zal een kwestie van balans zijn. Voorlopig zit het er niet in dat ik alles alleen kan. Dat vind ik lastig, maar dat is nu eenmaal het gevolg van mijn kankerconditie. Wennen aan accepteren van meer hulp dan me lief is.
Dat is vreemd en zal waarschijnlijk nooit wennen.
Disclaimer: gratis lezen mag, doneren? Graag!
vadertje.backme.org