Het Buurmeisje

Gisteravond werd er aangebeld. Rond een uur of zeven. Er wordt bij mij thuis nog maar zelden aangebeld. Als er wordt aangebeld is het meestal een energieverkoper. Dat is al jaren de wijkpandemie. Zelfs de Jehova getuigen houden zich al een tijd koest. Sinds de eerste lockdown heb ik er geen meer gezien. Ook zij waren een pre-corona plaag. De energieverkopers zijn de nieuwe schaamtelozen. Niet gehinderd door fatsoen, lockdowns en pandemieën trekken zij dagelijks van deur tot deur. Ik vermoed dat zij óf ex Jehova getuigen zijn, óf dat zij daarvoor in de leer zijn. Vrienden van me weten natuurlijk dat ik de voordeur helemaal niet gebruik. Zij komen gewoon achterom. Als ik thuis ben staat de deur altijd open.

Gisteravond was het geen van de voordehand liggende opties. Het was het buurmeisje. Buurvrouw eigenlijk. Zij is de dochter van de ‘echte’ buurvrouw en ik heb haar vanaf de zijlijn op zien groeien. Net als haar iets oudere broer. Dochtertje Fleur (7) gaat met enige regelmaat op eigen houtje langs bij de buren. Bij mooi weer hoor ik hoe zij zich inspannen om Fleurtje in de tuin te vermaken. Altijd komt Fleur thuis met een grote zak snoep. Ik zie het buurmeisje zelden. Ik hoor haar wel vaak. Maar er staat nu eenmaal een schutting tussen. Nu ze aan de deur stond en ik vanuit de achterdeur naar buiten liep zag ik voor het eerst wat een prachtige vrouw zij was geworden.

Ze had twee in zilverpapier gewikkelde pakketjes in haar handen. Met een stralende glimlach lachte ze me toe en zei dat ze een kleinigheidje voor me had. Als afscheid. De volgende dag gaat ze namelijk naar Zwitserland verhuizen. Ik kreeg één van de twee pakketjes en bedankte haar. In gefluister met veel gebaren wenste ik haar het allerbeste en, alsof ze nog het kleine buurmeisje was, vroeg ik haar alsjeblieft voorzichtig te doen. Ze zei dat ze nog regelmatig terug zou keren en met een serieus gezicht waar medeleven oprecht van afstraalde wenste ze me beterschap. Ze zou voor me bidden. Geheel tegen mijn gewoonte in zette ik m’n handpalmen tegen elkaar en bedankte haar met een lichte buiging. Ze drukte me op het hart om Fleur nog even een dikke knuffel te geven.

In het zilverpapier zat zelfgemaakte zoetigheid zoals altijd wordt geserveerd bij het Suikerfeest. Haar familie komt oorspronkelijk uit Marokko, maar ze zijn christenen. We zijn al buren sinds ik daar 20 jaar geleden kwam wonen. Zij woonden daar al. De man des huizes ken ik alleen als ‘Soepie’. Een verbastering van een naam die ik ben vergeten. Geen van hun namen ken ik. Ik ben geen buurtmens. Ik hou van mijn buurtje, maar de mensen houd ik op afstand. Het innigste contact was met de overbuurvrouw waar ik pre-corona nog wel eens op de koffie ging. Zij zorgde ook voor mijn katten en vissen als ik op vakantie was.

De buurvrouw naast me zie ik regelmatig als ze op een trapje staat om de bladeren van een druivenrank te plukken. Die gebruikt ze om, voor mij mysterieuze, gerechtjes in te rollen. Ook haar naam ken ik niet. Mijn Marokkaanse buren. Het zijn de mensen in mijn wijk die het meest met mijn lot zijn begaan. Regelmatig komt Soepie vragen of zij wat voor me kunnen doen. Ik sla dat altijd af. Het gevoel dat me dat geeft is al meer dan genoeg.

Ik ben goddeloos maar ik hoop dat mijn buurmeisje elke dag voor me bidt.

 

Disclaimer: Gratis lezen mag, doneren is namaste.
vadertje.backme.org

Menno Voorwinde

Door schade en schande wijs geworden. Eigenwijze donder. Twijfelt aan alles in de wetenschap dat wijsheid begint bij twijfel.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.