Vandaag wilde dochtertje Fleur (7) spelen bij een vriendinnetje uit haar klas die ik nog niet kende. Noor. De vader en moeder van Noor had ik wel eens gezien op het schoolplein, maar nog nooit een woord mee gewisseld. Gewapend met m’n TruTone – een spreekapparaatje voor keelkankerpatiënten – liep ik naar de vader van Noor op het schoolplein. De klassen waren net opengegaan en onze kinderen waren na de mededeling dat ze bij elkaar wilden spelen weggerend naar één van de speeltoestellen.
Er was veel omgevingsgeluid en daar kan de TruTone geen rekening mee houden, maar alle ongemakken in ogenschouw genomen waren we er vlug uit. Telefoonnummers uitwisselen en adres noteren. De vader was op de fiets en had nog een kind bij zich. Er was afgesproken dat de kinderen bij Noor thuis zouden spelen. Of ik Fleurtje dan even langs kon brengen. Uiteraard kon dat. Ze wonen in een straat die ik verdacht van een herinnering.
Dat bleek te kloppen.
Ik reed de straat in en moest voor het eerst in decennia denken aan een oudtante. Of is het tante? In deze straat heeft de zus van mijn opa (moeders kant) gewoond. Tante Bep noemden wij haar. Ik herkende zelfs het huis. Terwijl ik er hooguit 3 keer in mijn leven ben geweest. De laatste keer is zo lang geleden dat ik niet eens een schatting durf te maken. Wel staat zij me nog helder voor de geest. Ze was de exacte kopie van mijn opa. Alleen dan vrouwelijk. Precies hetzelfde gezicht. Grote neus, strenge mond, priemende ogen waar altijd iets getormenteerds uitdruppelde.
Net als haar broer sprak ze weinig. Zij breidde. Opa rolde shaggies. Allebei zaten ze in hun stoelen het verleden in te staren. Mijn opa was doodsbang voor de dood. Bang dat hij na de dood ter verantwoording zou worden geroepen. Over zijn oorlogsverleden. Hij sprak er nooit over. Maar ik wist het. Ik hoorde meer dan me lief is vroeger. Tante Bep had dezelfde blik. Van haar leven weet ik helemaal niets. Ook daar had ik nog nooit bij stil gestaan.
Ik weet verdomd weinig van mijn familie. Velen gingen zwijgzaam door het leven. Het was geen familie van vrienden. Het was een familie van dwang. Dwang opgelegd door een huwelijk van mijn ouders. Tante Bep woonde aan de oneven kant van de weg. Noor woont aan de even kant van de weg. Helemaal aan het begin van de straat. Precies genoeg tijd om al deze gedachten langs te laten komen.
Toen ik thuiskwam dacht ik weer aan tante Bep. Hoe zou haar leven zijn geweest? Ik voelde de drang opkomen om het uit te zoeken. En toen sijpelde er een wrange waarheid door. Ik ken niemand meer die ik over haar leven kan vragen. De mensen die haar wél kenden kan ik het niet meer vragen. De laatste aan wie ik het had kunnen vragen is onlangs overleden.
Dat was mijn moeder. Verdomme.
Disclaimer: Stukje Menno. Wil je doneren? Graag!
Dat kan via vadertje.backme.org