Gisteren was ik aan de beurt om een boosterprik te halen. Dat moest in Bussum omdat de eerste afspraak in Hilversum pas volgende week kon zijn. Ik had geen zin om daarop te wachten. Omikron vermenigvuldigt zich als een nymfomane wellusteling en dendert in loeivaart over ons heen. Mijn afweersysteem vindt het niet verstandig om langer dan noodzakelijk te wachten met de booster. Op naar Bussum dus.
Ik had mijn auto niet meer gezien sinds 2021, terwijl hij aan de overkant van de straat staat geparkeerd. Dat komt omdat mijn zicht op het parkeerhaventje wordt belemmerd door een schutting van klimop. Die heb ik ooit eens opgetrokken om een kat die plotseling blind was geworden de mogelijkheid te geven toch nog naar buiten te kunnen.
Maar goed. De auto had het vuurwerk overleefd. Een klein wonder want er is nog nooit zoveel geknald als tijdens dit vuurwerkverbod. De parkeerhaven biedt plek aan vier auto’s. Drie daarvan waren sinds vorig jaar niet van hun plek geweest. Dat weet ik omdat die drie auto’s bedolven waren onder een aslaag. Alsof een gravel tennisbaan een keiharde natte scheet had gelaten. Mijn blauwe auto was baksteenrood. Door de ramen kon je nauwelijks nog iets zien en moesten daarom eerst schoon worden gemaakt.
Bijna te laat kwam ik in Bussum aan bij de priklocatie. Van te voren had ik gekeken waar het precies was, want de straatnaam deed slechts vaag een belletje rinkelen. De Franse Kampweg. Het oude Hocras terrein. Dat kende ik maar al te goed uit de tijd dat ik een compleet mislukt avontuur beleefde als kroegbaas. De Hocras was/is(?) een leverancier voor horeca. Zoiets als de Makro. Als je iets tekort kwam, van bitterballen tot vaten bier, dan ging je naar de Hocras. Menig ruggenwervel heb ik daar verschoven dankzij sjouwen van 30 en 50 liter vaatjes bier, als er in mijn kroeg weer eens teveel op de pof moest worden gezopen.
De letters staan nog steeds op het gebouw. In rood. Geen logo. Ik herinner me dat anders. Misschien is het in de loop der jaren veranderd. Ik weet het niet meer. De ingang herkende ik wel. In mijn herinnering zag ik de looppaden in het enorme gebouw. Opgetrokken van stellingen die pallets konden stapelen. Alles was met de grond gelijk gemaakt. Nieuwe looppaden waren opgetrokken tussen verplaatsbare paaltjes en zwart lint.
Bij de ingang stond een gemondmaskerde man die aan iedereen vroeg of zij voor vandaag een afspraak hadden. Daarna kreeg je, bij wijze van goedkeuring, een desinfecterend zeepje op je handen gespoten. Vlak daarvoor stond een enorm bord met daarop in kapitalen dat ‘grote tassen’ niet naar binnen mochten. Meteen paniek. Ik had, vond ikzelf, een behoorlijk grote rugtas bij me. Daar zitten voornamelijk spullen in voor als het misgaat met mijn keelstoma. Was deze tas te groot? Ging ik mijn booster mislopen door een pennenlikker met een meetlat? Als er binnenin mij een paniekstorm woedt, ben ik aan de buitenkant op m’n coolst. In één handige beweging slingerde ik mijn rugtas op mijn rug. Arm erdoor en afspraakbrief in de hand.
Ik knikte naar de man, hem strak aankijkend, en stak mijn handen uit voor ‘t zeepje. Ietwat geïntimideerd spoot hij ernaast. Ik keek hem nog een keer strak aan en dit keer deed hij het goed. Hij verwees me door naar de looproute. Ik kon onder mijn mondkapje een valse gniffel niet onderdrukken.
De rest was formaliteit en ging heel snel. Het lijkt erop dat de kinderziektes uit de organisatie zijn verdwenen. Na vijf minuten wachten op bijwerkingen had ik het wel gezien. Op het parkeerterrein liep ik mijn auto voorbij.
Ik zocht naar een blauwe.
Disclaimer: gratis lezen prima, donaties zijn meer dan welkom
vadertje.backme.org
De Hanos. That brings back memories. Tig jaar geleden klant van me.