
W7. De longafdeling van het AUMC op de Boelelaan in Amsterdam. Het enige dat hoger ligt dan afdeling W7 is het platform voor de trauma-helikopter. Als de lift ooit stuk gaat, is er geen longpatiënt die het haalt tot W7. Als ik er aankom lijkt het alsof precies dat is gebeurd. Doodse stilte. Een dame zonder mondkapje maar achter een spatscherm heet me welkom. Ze vraagt naar mijn naam en geboortedatum. Met mijn praatapparaatje (de TruTone) kan ik me goed verstaanbaar maken. Ze meld me aan en ik ga op een bankje zitten. Hoewel ik gedurende de hele wachttijd alleen in de gigantische wachthal ben, word ik toch nog een kwartier te laat opgehaald. De receptioniste heeft inmiddels een mondkapje omgedaan. Waarom is me een raadsel. Misschien uit beleefdheid of solidariteit omdat het voor mij verplichte kost is. De longarts is de zoveelste behandelaar waarvan ik waarschijnlijk nooit het gezicht zal zien. De gemondkapte maatschappij duurt waarschijnlijk langer – ik ga voor mijn gemoedsrust uit van een voorspoedig verloop – dan de behandeling op de longafdeling duurt.
Ik ben hier omdat kortademigheid een probleem begint te worden.
De intake verloopt voorspoedig. In 2018 zijn mijn longen al eens onderzocht in een ander AMC ziekenhuis. Alles staat nog in mijn dossier. De longarts waar ik nu zit kent de longarts van het andere ziekenhuis persoonlijk. Ze hebben samengewerkt. Hij is nu met pensioen, laat ze me weten. Ze vindt hem een geniaal arts. Ik vond hem vooral grappig verstrooid. “Ik ken hem als iemand die altijd ruzie had met zijn toetsenbord en printer,” vertel ik haar. Ze moet lachen. Ze herkent het. Vervolgens hapert haar eigen printer en ze start een retirade over het reparatiebeleid voor apparatuur in het ziekenhuis. Ter geruststelling vertel ik haar dat ik nog nooit in een ziekenhuis een perfect werkende printer heb gezien. Weer een makkelijk verkregen lach.
Ze stelt een paar vragen die ze ook in mijn dossier kan lezen. Dat doet ze om te checken of ik nu dezelfde antwoorden geef als toentertijd. Voornamelijk over mijn allergieën, rookgewoontes en drugsgebruik. Hou ouder ik word, des te vreemder klinken deze vragen. Het lijkt steeds meer over een vage kennis te gaan dan over mezelf. Ik bespaar haar de afgezaagde grap over mijn allergie voor stupiditeit en hou ’t bij de mededeling dat ik nergens allergisch voor ben. Drugs doe ik ook al decennia lang niet meer. Alcohol al bijna 18 jaar niet en 14 maanden geleden mijn laatste sigaar uitgedrukt. De staat van mijn lichaam en de invulling van mijn leven is een af en toe schrijnende reflectie ervan.
Maar goed.
Ze initieert enkele onderzoeken die ik ken uit 2018. De luistertest doet ze ter plekke. “U klinkt als een normaal mens. Heel goed, eigenlijk,” zegt ze verrast. Het is alweer een tijdje geleden dat ik voor normaal ben uitgemaakt, maar het is goed bedoeld én een goed begin. Voor het vervolg moeten er longfoto’s gemaakt worden en wat longfunctietesten worden gedaan. Daarvoor krijg ik nog uitnodigingen. Bloedprikken kan wel meteen. Bloedprikken is al zo vaak bij me gedaan, dat mijn aderen meer gaten hebben dan een zichzelf respecterend vergiet. Ik verwacht geen problemen, maar krijg ze wel. Een mannelijke bloedprikker met een accent dat ik niet thuis kan brengen. Hij blijkt niet erg ervaren. Hij legt een constructie aan met een vlindernaaldje met daaraan een slangetje dat hij wil laten leeglopen in een buisje. Hij prikt mis. Geen bloed. Hij schuift het naaldje heen en weer. Te ver. Auw. Excuses en een nieuwe poging. Het druppelt. Hij laat het zo. Twee buisjes duren vijf minuten.
Hopelijk geen voorbode voor de andere onderzoeken, al heb ik zo mijn vermoedens.
Disclaimer: Gratis stukje. Delen en/of doneren wordt gewaardeerd.
vadertje.backme.org