De eerste tweede zondag van mei die nooit meer hetzelfde zal zijn. De hoofdpersoon ontbreekt voor het eerst dit jaar en zal nooit meer acte de présence geven. Het is een dag die niet te negeren valt. Tenzij je van alle communicatie met de buitenwereld bent afgesneden van, pak ‘m beet, begin april tot en met de tweede maandag in mei. En dat zullen er maar weinig zijn. Ik hoor daar in ieder geval niet bij. Dus krijg ik al anderhalve maand de ene na de andere commerciële boodschap om m’n oren om kapitalen uit te geven aan die ‘ene speciale dag voor die ene speciale persoon.’
Ik erger me nog maar zijdelings aan het uitpersen, uitmelken en leegzuigen door de Nietsontzienden om mensen van hun laatste dubbeltje te beroven. De grote gemene deler is precies deze consumptiemaatschappij die de mensen willen. Dus zoek het maar uit. Elke klant krijgt de afzetter die hij verdient. De ergernis komt bij mij pas enigszins opborrelen als mensen ongevraagd en ongewild meegezogen worden in de gehaktmolen van de meerderheid. Aan wie de eenheidsworst niet is besteed. Maar dat terzijde.
Ik heb nooit beseft hoe pijnlijk het is voor mensen die net hun moeder zijn verloren. Dezelfde commercie als altijd, maar ineens heel anders. Pas nu het mezelf is overkomen voel ik de impact. Het mes dat altijd razendsnel tussen de vingers heen en weer ging, raakt nu elke vinger. Voor de Nietsontzienden ben ik samen met m’n moeder gestorven. Geld valt te halen bij de levenden en niet de overlevenden. Het hoort kennelijk zo te gaan. Maar leuk is anders.
Mijn vroegste herinnering aan deze dag is het kinderlijke geklungel in een poging een presentabel ontbijtje voor mama te maken. Samen met mijn broertje lukte dat meestal wel aardig. Vooral op heel jonge leeftijd waren we niet erg bedreven in het fabriceren van ontbijtjes die smakelijk werden gevonden. Maar er zat altijd één bloemetje in een klein vaasje bij. Een glas jus d’orange en als papa hielp een bakkie thee. Ik weet wél zeker dat ze niet blij werd van het aangezicht van de keuken naderhand. Het was de tijd dat een tekening of een poppetje van klei meer dan genoeg was om mama met een traan te laten liegen dat ze het ‘zo mooi vond’ en dat het ‘een speciaal plekje ergens in huis zou krijgen.’ Het ontbijt werd op bed genuttigd onder aanmoediging van de makers: ‘Eet nou op, mama!’ en ‘vind je het niet lekker soms?’ Met een zuinig gezicht zei mama altijd dat ze het heerlijk vond en dat ze elke dag wel zo’n ontbijtje wilde. Gelukkig voor haar zagen wij dat weer niet zitten.
De echte reden om mama te pushen door te eten, was niet om haar te martelen natuurlijk, maar we moesten van papa bij haar blijven tot het op was. Daarna mochten we pas buiten gaan spelen. En dat ging, wat ons betreft, boven alles. Naarmate we ouder werden, groeide het besef wat mama voor ons betekende. Dus deden we steeds beter ons best om er voor haar een leuke dag van te maken. Weer later, toen we al lang en breed het ouderlijk nest hadden verlaten, zagen we moederdag vooral als een verplicht nummer.
De laatste jaren van haar leven zat ze niet meer op bezoek van wie dan ook te wachten. Ze wilde voornamelijk met rust gelaten worden. Tenzij je met een paar flessen port voor de deur stond.
Bij het leegruimen van het huis zag ik overal cadeautjes staan die ik, meestal op de dag zelf, bij de benzinepomp had gekocht. Dat ontroerde me meer dan ik had zien aankomen.
Disclaimer: gratis stukje, doneren mag natuurlijk ook:
vadertje.backme.org