Niet echt een gezellig, luchtig onderwerp. Maar ja, als je er al je hele leven mee bezig bent, dan moet je er af en toe wat over kwijt. Die behoefte neemt toe naarmate je ouder wordt – al is dat zeker niet de enige motor waar die gedachte op draait. Toen ik jong was (gisteren) dacht ik nog dat ik alle tijd had. Maar toen was het ineens vandaag, word ik deze maand 59 en weet ik niet of ik de kanker ga overleven die mij in ieder geval de aankomende drie en een half jaar nog scherp in het vizier houdt. De hele godganse week ben ik alweer bovengemiddeld met dit onderwerp bezig. Directe aanleiding is de dood van Jeroen Brouwers. Hij hield zich ook bovengemiddeld bezig met de dood en tot mijn schaamte heb ik nog nooit iets van hem gelezen. Daar ga ik zeker verandering in brengen.
Vaag staan mij wel een paar interviewmomenten bij. Dat weet ik omdat ik volledig van het gesprek werd afgeleid door de buis die uit zijn hals stak. Dat moet keelkanker zijn geweest. Net als ik. Alleen kon hij gewoon nog praten. Hij heeft waarschijnlijk zijn stembanden mogen houden. In een nieuwsbericht na zijn dood hoorde ik de verteller zeggen dat de dood een levenslange trouwe metgezel van hem was. Zo herinner ik het me niet. De dood vervulde hem, volgens mijn schamele herinnering, met afschuw en afkeer en devalueerde het leven. Eigenlijk hetzelfde zoals ik het ervaar. Hoe hij er precies over dacht moet ik nog tot mij nemen. Als de tijd mij is gegund ga ik dat zo snel mogelijk doen.
Alsof de duvel er mee speelt, hoor ik terwijl ik dit typ een citaat op radio1 van Jeroen Brouwers waar ik van opvang: “(…) herfst, omhangen met rag (…).” In dat item vertelt iemand aan Frits Spits over een bundel van Jeroen Brouwers die eind juni uit moet gaan komen. Het kleine stukje dat ik opvang komt uit een breder citaat over een gedenkteken. Het zinnetje is een verpletterend nauwkeurige beschrijving van mijn kijk op het leven. En daaruit móét een aanklacht komen.
We hadden allang onsterfelijk moeten zijn. Maar de mensheid heeft zich laten inpakken. De valse troost gekozen en de makkelijkste weg genomen. De angst voor de dood, die elk levend wezen, instinctief meekrijgt hebben we in slaap gesust met religie. Het warme bad van een belofte van eeuwig leven na de dood. Zingeving aan het leven voor toegang tot de hemel en meer van dat soort gewauwel. Religie die al millennia het menselijk denken frustreert. Mij is in elk geval duidelijk dat elke zin die wij denken dat het leven heeft, sterft met de dood. Niks van as tot as of van stof tot stof. Van niets naar niets en daartussenin de wetenschap. Al vanaf de evolutietheorie – eigenlijk nog eerder – had de mensheid zich uitsluitend moeten bezig houden met het onsterfelijk maken van het menselijk ras. Want wat heb je aan het leven als het eindig is? Als je herinneringen alleen maar tijdens het leven ‘werken’? Als je straks geen besef meer hebt dat je ooit bent geweest? Dat al jouw belevenissen samen met jou worden gewist? Je wordt misschien nog een tijdje herdacht door enkelen. Of door velen, maar wat heb je eraan? Die aangename gedachte bestaat alleen maar tijdens het leven.
Het leven is alleen de moeite waard als je het kunt blijven doen. Ik kan het natuurlijk mis hebben (echt niet). Ik hoop het. Dan wacht mij vast wel vergeving. Maar ik reken er niet op. Ik verwacht een Niets dat ons verstand ruimschoots te boven gaat. Los daarvan heb ik nog veel te veel te doen. Dat past bij lange na niet in één leven. Dus graag even opschieten met die onsterfelijkheid.
We hebben korter dan je denkt.
Disclaimer: gratis stukje, doneren mag ook natuurlijk:
vadertje.backme.org