Het kan natuurlijk (mede) zijn ingegeven door mijn eigen miserabele bestaan, maar ik kan me niet herinneren dat de wereld er zó slecht heeft voorgestaan. Ik heb altijd wel het idee gehad dat mensen maar wat deden. Ze leefden nu eenmaal en de tijd moest worden gevuld. Dat droeg tot voor kort altijd iets gemoedelijks in zich. Al zag ik daar natuurlijk ook weer allerlei verschrikkingen in. Dat zit in de blauwdruk van mijn karakter verankerd. Natuurlijk, ik ken de clichés. Elke tijd heeft zijn eigen verschrikkingen en zijn charmes. Oorlog en destructie zitten in de aard van de mens en lopen als bloedrode draad door de hele menselijke geschiedenis. Dat allemaal gezegd hebbende kan ik me niet onttrekken aan het wringende gevoel van een definitief naderend einde. Het gevoel dat er ‘iets’ onomkeerbaars is gebeurd waar we de omvang nog niet van kunnen bevatten. Maar dat het wél te laat is om er iets aan te doen.
Dat komt door het tempo en de omvang van rampspoed die ons ten deel valt. Het ene probleem is nog niet halverwege een oplossing of het volgende dient zich al weer aan. Pandemieën volgen elkaar in sneltreintempo op. Oorlogen komen naar gebieden waar ze decennia lang weg waren gebleven. Luchten zijn gevuld met stoffen die er thuishoren, maar volledig uit balans zijn. Giftige hemelen zijn ons deel. Dieren zitten overal ter wereld veel en veel te dicht op elkaar waardoor om de haverklap nieuwe ziektes ontstaan en de daar (soms) uit voorkomende epidemieën. Of erger. Aardbevingen komen steeds vaker voor omdat boringen overal ter wereld de bodem poreus maken. Temperaturen stijgen, ijskappen smelten, klimaatgebieden verschuiven. En zo kan ik echt nog veel langer doorgaan.
Wat de kers op de taart van het algehele verval is, is de mens zelf. Het hoofd ligt op het hakblok en nog ontkent men dat de hakbijl valt. Want de mensheid groeit en wil steeds meer. Een onschuldig sneeuwballetje is uitgegroeid tot een monsterlijke lawine. Een veelvraat die niet meer kán stoppen en alles meesleurt op zijn weg naar de ondergang. En laten we wel wezen: we willen er ook eigenlijk helemaal niets aan doen. Een leefbare wereld voor ons nageslacht kneden, is een vage opdracht. En ook helemaal geen leuke opdracht. We moeten er met z’n allen heel veel leuke dingen voor nalaten die tijdens ons bestaan als vanzelfsprekend aanwezig waren. Minder (of beter: niet) vliegen, geen vlees eten, zonne-energie gebruiken, geen fossiele brandstoffen gebruiken enzovoort, enzovoort. Tal van oplossingen hadden al in een veel eerder stadium ingezet kunnen worden (Putin is ons dankbaar). Dat zijn initiatieven die je van overheden verwacht, maar ook die bestaan uit mensen. En niet van het soort dat tijdig in duurzame oplossingen denkt.
Geld en kiezersgunst strijden om voorrang binnen het denkraam van een politicus. Bij een deel van de politici is het besef inmiddels urgent geworden dat we nu eindelijk wat aan achterstallig aardklootonderhoud moeten doen. Dat is koren op de molen voor populisten die feitelijk pas goed gedijen op rampspoed. Want met boude kreten kan de wetenschap aan het wankelen worden gebracht. Althans in het blikveld van de populistische kiezer die graag stemt op mensen die vooral niet hun bestaan op z’n kop willen zetten. En die groep populistische politici dreigen op korte termijn de macht te gaan grijpen. Overal in de wereld zie je de ontkenners van zich aandienende rampspoed aan omvang winnen. Zij maken de o zo gewillige kiezer wijs dat het allemaal wel meevalt en dat er niks bewezen kan worden. Dat we rustig door kunnen gaan met onze comfortabele leventjes.
En precies dat kon wel eens de nekslag zijn die onze kop van het hakblok doet rollen.
Disclaimer: gratis stukje, delen is aardig en doneren ook. Dat kan via:
vadertje.backme.org