Ik zat achter mijn tafel te worstelen met een stukje over de ongoing story van mijn fysieke verval. Op de tafel staan twee beeldschermen, een computer, een felle lamp, een opmaakspiegeltje, verlengde wattenstaafjes, keukenrol en een apparaat om verstuifmedicatie toe te dienen via mijn keelstoma. Alles wat ik plotseling nodig kan hebben binnen handbereik. Onlangs heb ik de tafel gedraaid, zodat ik naar buiten kan kijken terwijl ik pieker. Vooral ’s ochtends, als ik dochtertje Fleur (8) naar school heb gebracht, vind ik daar rust. De buurt is dan nog behoorlijk stil. Het is een arbeidersbuurtje en in mijn straat wonen ook echt arbeiders. Ik herken ze omdat ik er zelf ook een was. Decennia lang. De vroege vogels die rond zes uur ’s ochtends al vertrekken. Na half negen, als ik mij heb genesteld achter raam en beeldscherm, zie ik verschillende buurtbewoners hun routine afwerken. Kinderen wegbrengen, honden uitlaten. Dat soort zaken.
Veel is vertrouwd. Zoals het oude zenuwachtige mannetje met petje en sjekkie. Hij is klein en dik. Net als zijn hondje. Zijn ogen schieten schichtig heen en weer. Hij loopt met snelle korte pasjes waarbij hij overdreven naar links en rechts wiebelt. ’s Middags rijdt hij op een scooter door de buurt, op zoek naar bruikbaar afval. Toen mijn schutting door de storm was omgewaaid stopte hij voor mijn tuin om me van ongevraagd advies te dienen. Ik moest mijn schutting optrekken van ouwe pallets. Lekker goedkoop. Hij verzamelde ze, vertelde hij. Omdat ik alleen maar met hoofdknikjes kon antwoorden, bleef het ‘gesprek’ daarbij. Hij scheurde weer weg. Sjekkie in de mond.
Of de oude man die een heel oud hondje elke ochtend, middag en avond uitlaat. Het hondje moet inmiddels voor hondenbegrippen ouder zijn dan Queen Elizabeth. Het hondje loopt altijd los. Vroeger liep hij fier voorop. Soms blaffend om z’n baasje tot spoed te manen. Nu moet het baasje regelmatig enige minuten stilstaan om het hondje gelegenheid te bieden aan te sluiten. De man zelf loopt altijd in een overhemd met korte mouwen. Meestal met ruitjesmotief. Hij lijkt op een omgekeerde hoofletter ‘L’. Krom. Hij is stil en beantwoord mijn hoofdknikjes altijd met een hoofdknikje. Zo heb ik het graag. Geen woorden, maar knikjes.
Mijn trouwe buurman. Soepie wordt hij genoemd. De eeuwige schoonmaker en huisvader. Trots en vriendelijk. Van Marokkaanse komaf en overtuigd christen. Maar dat heb ik van horen zeggen. Ik heb het hem nooit gevraagd. Hij is getrouwd en heeft twee kinderen. Die heb ik op zien groeien. Een prachtige meisje die inmiddels iemands vrouw is in Zwitserland en een stoere jongeman waar ik niets van afweet. Vroeger was hij een beetje een nerdje met te grote bril. Als Soepie of zijn vrouw Fleur spot moet ze altijd even aan de deur komen. Dan komt ze thuis met een grote zak snoep. Soepie biedt altijd zijn hulp aan als hij mij ziet stuntelen in de tuin. Ik sla het altijd af. Hij belooft, telkens als hij me ziet, voor me te zullen bidden.
En zo zijn er nog vele vertrouwde gezichten die elke dag voorbij komen. En er zijn ook vele nieuwe gezichten. Jonge mensen die ongemerkt aan nieuwe routines schaven. Het is een vredig buurtje. Mensen uit alle windstreken leven samen in een doodgewoon buurtje. Mensen die elkaar hulp aanbieden maar niet beledigd zijn als dat afgeslagen wordt. Mensen die vriendelijk zijn tegen elkaar, maar soms ook ruzie hebben. Kinderen die allemaal met elkaar spelen. Ongeacht afkomst of kleur.
Vorige week kwam Fleurtje terug uit de speeltuin en zei zonder voor mij duidelijke aanleiding: “meisjes kunnen ook trouwen met meisjes en jongens met jongens. Daar is niks mis mee! Toch pap?”
“Nee schat. Niks mis mee.”
Heel even gunde ik Nederland mijn buurt.
Disclaimer: Gratis stukje, doneren mag hoor:
vadertje.backme.org