Mijn vorige stukje ‘wachten’ eindigde ik met: ‘wordt vervolgd, maar liever niet.’ Wat er vanaf de dag erna gebeurde was het best te omschrijven als een bizarre explosie van gebeurtenissen.
De meeste mensen kammen hun haren en doen enig opknapwerk aan hun uiterlijk als ze de deur uitgaan. Zich ergens publiekelijk moeten vertonen. In een wachtkamer, bijvoorbeeld. Grote delen van dat proces sla ik over. Op kledij let ik nauwelijks; het moet schoon en vooral praktisch zitten/staan/voelen. Daar komen bij mij andere zaken voor in de plaats. Als ik naar de KNO arts moet, zorg ik dat mijn trachea stoma schoon en goed is verzorgd. Extra goed, moet ik zeggen, want het is eigenlijk een proces dat als een rode draad door mijn dagelijks leven loopt. Stoma-onderhoud. Ik noem dit omdat bij eerdergenoemd bezoek ook sprake was van wat bloedingen in de trachea stoma. Niet veel en niet verontrustend, op dat moment, vond de KNO arts. Ze kon iig niets vinden dat wees op ernstige onvolkomenheden. De (bloed)korsten die er in en om zaten had ik thuis al weggepoetst.
Maar goed.
Na die lange dag, zoals beschreven in eerder genoemd stukje eindelijk naar huis. Weer een dagdeel weg dat ik nooit meer terug zou krijgen.
Diezelfde nacht nog zou ik wakker worden door een hevige bloeding uit mijn keelstoma. Vanaf dat moment was er alleen nog maar bloed bij het hoesten. De volgende ochtend mijn longarts laten bellen. Hij belde uiteindelijk terug met de mededeling dat hij er niet gerust op was (joh!) en dat ik naar de SEH (Spoed Eisende Hulp) moest. Van het AUMC, wel te verstaan. Door mijn ervaringen met diverse SEH’s krijg ik van zo’n opdracht altijd onmiddellijk extra klachten zoals jeuk, een vleknek en spontaan rollende ogen. Als je ergens niet moet zijn als er spoed bij is gebaat, dan is het wel de SEH. Die gedachte werd beloond met een verblijf op de SEH van het AUMC van bijna acht uur. Voornamelijk omdat ze me ‘uit het oog waren verloren bij het wisselen van de wacht’ volgens de dokter i.o. Duizend maal excuus voor zeven uur verlies aan leven.
Aan het eind van die lange, lange dag melde zich uiteindelijk het hoofd van de longafdeling. Een dame die zowel vriendelijk als kordaat was. Na haar onderzoekje was ze er niet gerust op en wilde ze dat ik morgen terug zou komen voor verder onderzoek, dieper in de longen. Onder verdoving.
Ze had toen al met een camera aan een minituinslangetje enkele foto’s genomen van de carina – dat is de scheiding van de luchtwegen – en ze vermoedde dat daar de bloeding vandaan kwam. Een bebloede carina ziet eruit als E.T. die ze een bloedneus hebben geslagen omdat-ie niet op tijd ‘home gephoned’ heeft. Maar goed. Andere zaken moesten worden uitgesloten. Verder onderzoek was nodig.
“Ja, dokter. Ik zal er zijn. Op zaterdag.”
“Zate…ja, inderdaad. Des te beter. Rustig en dan hebben we alles voor onszelf. En ik heb toch oproepdienst.”
Ik mocht haar meteen.
Nadat op zaterdag met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door vijf doktoren (waarvan drie in opleiding) was vastgesteld dat E.T. inderdaad een bloedneus had, werd een afspraak gemaakt voor dagopname op maandag a.s. (afgelopen maandag). De neus van E.T. zou dan dichtgelaserd worden en er zouden ‘hapjes’ uit worden genomen voor kweekonderzoek.
Het werd een afspraak waar ik ruim op tijd voor zou zijn. Wel weer via de S.E.H., maar dat is een apart verhaal dat u binnenkort kunt lezen.
Disclaimer: gratis te lezen, delen en doneren is aardig en wordt zeer gewaardeerd:
vadertje.backme.org