Eergisteren was het precies twee jaar geleden dat de tumor die zich als een wokkel om mijn stembanden had gewikkeld operatief werd verwijderd. Elf november tweeduizendtwintig. Nog drie jaar voordat ik voor wat betreft de terugkeer van kanker in veilige haven ben. Die elfde november zou het startschot voor een compleet ander leven blijken. Ik had toen nog geen idee dat mijn partner L. al een relatie aan het opbouwen was met een Texaan die ze via een fitbit-challenge had leren kennen. Liefde via de whatsapp. Noch kon ik bevroeden dat zij met deze cowboy aankomend jaar zal gaan trouwen. “Om de liefde te vieren,” zoals ze me vertelde.
Au.
De verwarrende weg naar mijn levensreddende operatie hadden L. en ik samen gelopen. Magistraal alle hordes genomen. Mijn liefde was op een hoogtepunt in die periode. Mijn blinde vlek groter dan ooit. Na de operatie volgde een lachwekkend aantal trieste gebeurtenissen elkaar in rap tempo op. Veel sneller dan mijn brein kon (/kan) verwerken. Ik moest opnieuw mijn weg vinden zonder stem, zonder reuk, met een borstspier als een hamlap in mijn nek genaaid, met fossiliserende longen en nog veel meer lichamelijk ongemak. Maar vooral zonder mijn rots in de branding die me in mijn opperste staat van verwarring verliet. Drama?
Nou en of.
“What doesn’t kill you, makes you stronger!” Right? Geen idee wie dat verzonnen heeft, maar daar klopt niks van. Van sommige dingen heb je geen enkel profijt. Kun je geen enkele les leren. Die doen alleen maar pijn. Meer niet.
Maar goed.
Behalve al dat lichamelijke gedoe, ging mijn moeder ook nog eens dood, een van mijn katten werd doodgereden, kreeg een goede vriendin kanker en holde mijn gezondheid verder achteruit. Diverse malen belande ik om uiteenlopende redenen in het ziekenhuis. Soms zwevend op het randje. Maar alles overwonnen. So far, so good. Maar het kostte wel wat. Mijn lichamelijke staat laat weinig meer toe en behoeft belachelijk veel onderhoud. Ik klaag daar niet over (nou ja, een beetje, zo nu en dan). Ik ben nog steeds blij dat ik het leven heb, maar ik moet wel bepaalde zaken erkennen. Vooral aan mezelf. Bijvoorbeeld dat mijn geest, net zoals mijn lichaam, niet meer zo buigzaam is als ik dacht.
“A man’s gotta know his limitations”, zei Clint Eastwood in zijn rol als Dirty Harry eens. Ik zou daar aan toe willen voegen dat die ‘limitations’ regelmatig geëvalueerd en bijgesteld moeten worden. Het viel me onlangs vrij plotseling op dat ik mezelf zie als een vroegere versie van mij. Een versie die ik al heel lang niet meer ben. Er zit een wereld van verschil tussen mijn leven vóór De Ontdekking van de Tumor en daarna. Het verschil tussen levendig en ledig. Het verschil tussen iemand die onbekommerd de deur uit kan lopen en de man die de meest simpele ‘uitstapjes’, zoals bijvoorbeeld een boodschap doen of dochtertje Fleur (8) naar school brengen, zich moet voorbereiden. Al is het alleen al om ervoor te zorgen dat mijn trachea stoma ‘schoon’ is zodat ik niet achter het stuur of in de winkel een oncontroleerbare hoestbui krijg. En dat is slechts een klein voorbeeldje.
Naarmate mijn lichamelijk ongemak toeneemt zie ik sommige dingen anders. Ik heb bijvoorbeeld nooit echt gesnapt waarom Herman Brood van het Hilton afsprong. Zijn lichaam was op las ik ergens. Ik begreep dat toen niet. Nu wel. Er zijn momenten dat ik de overweldigende moedeloosheid voel die hij moet hebben gevoeld. Niet dat ik ooit ergens van af zal springen dat hoger is dan één meter, want ik leef liever dan wat dan ook. Ik herken de momenten dat zoiets kan gebeuren. Ik heb ze ook gehad. Maar ik kom niet verder dan: ‘Ik wil dat dit ophoudt! Nu!’ De meeste van die momenten heb ik gelukkig gehad terwijl ik gekluisterd zat aan een infuus in een ziekenhuisbed. Dat scheelt.
“Zelfs de geraniums zouden mij niet in de vensterbank zetten,” dacht ik vanochtend grinnikend.
Ik kan nog om mezelf lachen. Al is het in stilte.
Disclaimer: gratis stukkie, doneren en delen is allebei lief
vadertje.backme.org