Goebbels

We zaten in de L-vormige wachtkamer van de afdeling bestraling/radiologie in de diepste kelder van het AUMC. Na mijn operatie was ik hier kind aan huis en nu zien ze me alleen nog voor controle afspraken. Of als er iets misgaat.

Een kleine, gedrongen man van ergens halverwege de zestig zat kromgebogen de NRC te lezen. Een dokter had net zijn vrouw opgehaald. “Moet ik mee?” had hij gevraagd. “Nee”, had ze gezegd terwijl ze al was opgestaan. Ze keek niet op of om en hij dook weer in zijn krant. De dokter vroeg aan de vrouw of ze alleen was, waarop ze ontkennend antwoordde. “Wil hij niet mee? Dat mag hoor!” Weer antwoordde de vrouw ontkennend. “Nou, dan niet,” grapte de dokter. Vanuit de wachtkamer klonk hier en daar gelach met een semi verontwaardigde ondertoon. Eén vrouw zei tegen de man-met-krant. “U vroeg het nog en nu krijgt u alsnog de schuld!” De man keek met een vragende blik op uit zijn krant. De hele show was langs hem heengegaan. De vrouw die al eerder aan het woord was, gaf maar al te graag verdere uitleg.

Op een volume dat storend genoemd mag worden.

Ze had al eerder geluid gegeven. Verontwaardigd was de wachtkamer deelgenoot gemaakt van haar plannen als de dokter nu niet snel zou komen. Hij was al vijf minuten te laat en ze hadden nog twee afspraken! Met ‘ze’ bedoelde ze eigenlijk haar man, die net als ik en de rest van mannelijke wachtenden, een tracheastomadopje droegen. “Als hij er over tien minuten nog niet is, gaan we weg!”, drong onze gehoorgangen binnen. Haar man had zich al uit de voeten gemaakt en stond een praatje te maken met een lotgenoot die in de buurt zat. Het ging vooral over snot, schoonmaak en overig onderhoud. De man, die slachtoffer van het praatje was, had nergens last van. Soms hoefde hij dagen achter elkaar geen onderhoud te plegen. Hij kon verrassend goed spreken. Hij was afgelopen september geopereerd en sprak inmiddels luid en duidelijk. Met een dopje dat ik herkende en bij mij niet werkte. Ik betrapte me op een gevoel van jaloezie zonder het de man te misgunnen.

Hij was het type man, iedereen kent er denk ik wel één, waarmee het schijnbaar altijd voorspoedig gaat. Ook in tegenspoed. Het zijn de ongrijpbaren. Zij kijken neer op ons, sukkelaars, alsof ze iets weten dat ze niet met ons mogen delen.

Maar goed.

De tijd verstreek en de volume-vrouw knoopte een gesprek aan met de krantman. De man legde zijn krantje weg en ging het gesprek aan. “Komt u uit België?”, vroeg de vrouw plompverloren. De krantman leek compleet overrompeld en kon alleen maar grote ogen opzetten. Die leken extra groot door een enorme bril die hij op had. Alá Bart Chabot. “U klinkt namelijk als Goebbels, u weet wel, die grappenmaker uit België.”

“Ze bedoelt Philippe Geubels”, zei haar man. Iedereen had allang gehoord dat de man Amsterdams praatte, maar de volumevrouw had kennelijk haar eigen trommelvliezen beschadigd. Zonder schaamte ging ze rustig verder met het gesprek. De krantman bleek joviaal en begon een verhaal zonder einde over zijn arbeidsverleden en pianolessen. De Ongrijpbare had al een paar keer minzaam glimlachend opgekeken uit zijn tijdschrift. Hij zocht daarbij steeds oogcontact met mij. Ik voelde me vereerd.

Ondertussen was de dokter aangekomen. Ruim een half uur te laat. Ik verdenk hem ervan dat hij de gang naar zijn werkkamer extra langzaam aflegde vanwege het misbaar van de volumevrouw. Na nog vijf minuten in zijn werkkamer te hebben gezeten kwam hij breed lachend haar man oproepen. Hij lachte alle bezwaren van de volumevrouw weg. Hij was ook mijn dokter.

Krantman pakte een tijdschrift. Het was de Weekend.

 

Disclaimer: gratis stukje. Doneren wordt gewaardeerd en kan via:
vadertje.backme.org

Menno Voorwinde

Door schade en schande wijs geworden. Eigenwijze donder. Twijfelt aan alles in de wetenschap dat wijsheid begint bij twijfel.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.