Ik meldde me bij de balie van de afdeling cardiologie van het nieuwe TerGooi ziekenhuis in Hilversum en werd direct meegenomen voor een ECG scan. Een vrolijke, ervaren zuster babbelde me grappend door het proces. Dat had niet gehoeven want het is een pijnloze handeling die slechts enkele minuten duurt. Bovendien heb ik dat onderzoek in het verleden al eens gehad. Dat weerhield haar niet om de procedure enthousiast toe te lichten. Ik mocht vooral niet praten en bewegen terwijl de ijskoude electroden op mijn lijf waren geplakt. “Oh dat gaat ook niet!…hahaha….uw apparaatje staat nog op het bureau…hahahaha…die laten we lekker staan!….hahahaha.” Ze deed zo haar best dat ik maar glimlachte. “An ‘E’ for effort”, dacht ik. Omdat ik meteen vanaf de balie naar een behandelkamer was meegenomen en nog even moest wachten op de afspraak met de cardioloog, vroeg ik waar ik koffie kon pakken. De hulpverlenende lont ontbrandde meteen. Ze pakte me bij de arm en gidste me naar de wachtruimte om de hoek waar ook het koffieapparaat stond. Ik bedankte haar en wou net gaan zitten toen de volgende zich meldde.
Mijn naam werd geroepen door een dame van middelbare leeftijd met een studentikoos brilletje geklemd op haar neus. Ze keek over de glazen in de verte. Ik liet mijn hand zien en liep naar haar toe. Ik dacht dat het de dokter was, maar dat bleek een misvatting. Het was een zuster die was veroordeeld tot gesprekken met mensen die een digitaal verzoek tot medewerking aan een onderzoek hadden ontvangen. Ik had medewerking aan dat onderzoek geweigerd. Ik krijg, omdat ik vaak bij verschillende afdelingen in verschillende ziekenhuizen kom, met regelmaat verzoeken om aan enquêtes mee te doen. Los van de nieuwsgierigheid naar mijn ‘patientervaring’, waar na elk bezoek digitaal naar wordt gevraagd. Enquêtes en reviews. Ik kan ze niet meer zien. Soms zijn de enquêtes wetenschappelijke onderzoeken. Dat zijn de enige die ik overweeg. Maar ook daar maak ik keuzes in. De meest uitgebreide heb ik gedaan rond de operatie om mijn keeltumor weg te halen. Dat was een concreet onderzoek waarin ook de tumor zelf werd onderzocht en waarbij daadwerkelijk zicht was op betere medische hulpverlening voor kankerpatiënten.
Ik was onaangenaam verrast dat deze onaangekondigde ‘overhoring’ tussen twee geplande afspraken was gepropt zonder mijn medeweten. Bovendien, zoals zo vaak, was niet alle informatie tot die arme zuster gekomen. Ze was niet op de hoogte dat ik mijn medewerking al digitaal had geweigerd. Die mail was haar niet doorgestuurd. Normaal gesproken zou ik een punt maken van de onbeschofte opdringerigheid van de onaangekondigde jehova-methodes die het ziekenhuis zich kennelijk denkt te kunnen permitteren, maar deze zuster was dusdanig vriendelijk dat ik niet mijn toorn over haar wou uitstorten. Zij was ook maar een instrument in de grijpgrage klauwen van het bureaucratisch gedrocht. Ik bleef vriendelijk, wat natuurlijk niet goed was voor mijn hart. Nadat alle misverstanden uit de weg waren geruimd, werd ik weer geparkeerd in de wachtruimte. Ik was de laatste patient en de troosteloze wachtruimte was leeg. Omdat het interieur net zo nieuw was als het ziekenhuis zelf, leek alles extra klinisch. Ik keek vanaf het nieuwe zitbankje uit op de onvermijdelijke binnentuin. Rondom zag ik door glazen wanden hier en daar zorgmedewerkers op andere verdiepingen rondlopen. De meeste waren onderweg naar hun kledingkastjes. De werkdag zat erop en het ziekenhuis veranderde langzaam in een mortuarium. Na een half uur niemand gezien te hebben, begon ik me ongemakkelijk te voelen. Was ik de dokter misgelopen door dat gedoe met de enquêtezuster?
Net toen ik opstond om een levend wezen te vinden, meldde de dokter zich. “Sorry, ik liep wat uit,” zei ze. Ik knikte en liep achter haar aan. We kwamen een zuster tegen die onderweg was naar huis. “Oh sorry, meneer moet nog even fietsen!”, verontschuldigde de dokter zich. “Oh geeft niks, dan blijf ik nog even”, zei de zuster. Ondertussen had ik mijn TruTone in de aanslag en piepte: “Ho ho, dat gaat niet gebeuren. Dat trekken mijn longen niet!” De dokter reageerde direct: “oh, dan los ik dat anders op. Wil je nog wel even wachten voor vervolgafspraken?” “Natuurlijk”, zei de zuster.
Na enige formaliteiten en vijf nieuwe recepten liepen we gezamenlijk naar de balie. “Mag u nu naar huis? Het is voor u vast een lange dag geweest.” Het was inmiddels kwart voor zes. “Dat is mijn lot.” Ze besefte dat ze nogal dramatisch klonk en haastte te zeggen: “maar ik klaag niet, hoor.” De zuster die zo geduldig op ons had gewacht zat in haar ‘burgerkledij’ achter de balie. Ze miste nog bloemen in haar haar, anders had ze zo van Woodstock weggewandeld kunnen zijn. Binnen no time waren mijn afspraken ingepland. Een CT scan en een vervolgafspraak.
Ik verontschuldigde me dat ze zolang had moeten wachten. Ze schonk me een beeldschone glimlach: “Daar hoeft u geen sorry voor te zeggen, hoor! Ik doe het graag.”