Gisteren was ik voor de zoveelste maal in het ziekenhuis TerGooi. Dit maal voor een CT scan om het aderennetwerk rond mijn hart in kaart te brengen. Dit naar aanleiding van niet te negeren opdringerige krampaanvallen in de hartstreek. Een CT scan is een proces dat veel geduld van de patiënt vereist. Sieraden en kostbaarheden thuislaten. Metalen voorwerpen op, door of om het lichaam verwijderen. Geen kleding met ijzeren ritsen dragen. Überhaupt geen kleding met metalen eraan. En zo jengelt de voorlichtingsfolder nog even door. In mijn geval kwam daar nog een specifieke instructie bij: het innemen van een (extra) krachtige bètablokker. Om de beste scan te garanderen moet mijn hartslag onder de vijfenvijftig slagen per minuut worden gebracht. De scan was ingepland voor ergens rond twee uur ’s middags, maar ik moest mij om half twaalf al melden. Mijn hartslag zat rond de zestig. Aanleiding om mij nóg een bètablokker te geven. Uurtje wachten. Hartslag naar vierenzestig. Nog langer wachten. Na een volgend half uur zat mijn hartslag op achtenvijftig. In plaats van weer een pil in mijn systeem te duwen, ging de verpleegster even overleggen. De retourboodschap was duidelijk: geen pil meer, het was goed zo.
Weer wachten. Minimaal een uur. De CT scanner is een populair apparaat.
Omdat je op de dag van de CT scan geen koffie en etenswaren tot je mag nemen, concentreerden zich steeds luider wordende donderslagen in mijn maag. In mijn groene vliegtuigstoel dommelde ik een beetje weg. Ik zat toen nog alleen.
Hij vertelde verder:
“Nou, dat vonden ze natuurlijk wel leuk. Eén van die artsen zei van ‘dan krijg jij een dubbele dosis verdoving’.” Daarop lachte hij binnensmonds. Kort en bescheiden. Op een gegeven moment was de vrouw het gesprek zat en rukte de telefoon uit zijn hand. “Anders krijgt-ie last van z’n arm!”, riep ze in de telefoon. Ze besprak heel even de afhaalmogelijkheid met haar kind, maar dat liep dood omdat niemand wist hoe lang ze daar nog moesten blijven. De vrouw hing op en de man kreeg een hoestbui. Tot twee keer toe moest hij een poging een slok melk te nemen opgeven. “Wil je een glas water?”, vroeg de vrouw. De man schudde ‘nee’ en dronk bij de derde poging in één keer zijn glas melk leeg. “Ik wil niet dat je morst!”, riep de vrouw terwijl ze zijn mond met een servetje afveegde. Ze stond op en zocht naar een prullenbak voor het servetje. “Ik kan hier zo gaan werken”, krakeelde ze terwijl het servetje in een emmer verdween. De man lachte.
Liefde maakt blind.
Langzaam.
Disclaimer: gratis stukkie. Donaties zijn welkom.
vadertje.backme.org