Tuincentrum

In één van zijn voorgelezen columns voor het programma Nieuwe Feiten op de Belgische radio, vertelde Nico Dijkshoorn over een nieuwe wereld die voor hem openging door een bezoek aan een tuincentrum. Op Twitter riep ik dat ik nu ook zin had om naar een tuincentrum te gaan.

Nico reageerde met een: “Doen!” Sindsdien dacht ik om de haverklap aan tuincentra.

Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik voor het laatst in een tuincentrum ben geweest. Dat moet jaren geleden zijn geweest. Toen kwam ik er met enige regelmaat. Niet in de laatste plaats omdat mijn broer er heeft gewerkt en later vanwege de tropische visafdeling. Mijn ex had een aquarium geërfd. Behalve van mij, is zij ook van dat aquarium gescheiden. De talrijke vissen in het aquarium hebben, net als ik, zware tijden achter de rug. Door nare visziekten is de populatie bijna volledig uitgeroeid. Twee vissen en een algenslak hebben de verwoesting overleefd.

Als ik pieker, mijmer of nostalgische aanvallen heb, ga ik vaak voor het aquarium zitten. In het water vond ik kalmte. Het zachte licht, de bubbels van het pompje, de dansende algensliertjes, de deinende blaadjes van waterplantjes en de witte, woeste rotsen die ik uit de Franse zee had gestolen. Een vredig wereldje, dacht ik. Die rust heeft inmiddels plaats gemaakt voor schaamte. Een van de vissen is namelijk een visje dat in een school hoort te leven. Sinds dat besef kortgeleden tot mij kwam, kan ik niet zonder wroeging in de leegte van het water staren. Ik zie alleen nog maar de wanhoop in dat visje. Smeekbedes om soortgenoten zie ik in zijn ronde wijd opengesperde ogen. Veel mensen vinden vissenogen er doods uitzien. Ik niet. Ik zie een aquarium gevuld met tranen uit die ogen. Het werd onverdraaglijk.

Omdat ik nu eenmaal – vermeend – leed van andere levende wezens absorbeer, was er geen ontkomen meer aan. Op naar het tuincentrum.

Ik reed naar het enige tuincentrum in de buurt dat ik kende en waarvan ik wist dat het nog bestond. Het ligt aan de provinciale weg die mij de afgelopen jaren talloze keren naar een Amsterdams ziekenhuis heeft geleid. Ik kwam aan op het parkeerterrein en moest al gelijk de eerste teleurstelling verwerken. Stiekem hoopte ik dat er ondertussen enorme gebeeldhouwde dieren her en der waren neergezet waar Nico Dijkshoorn zo lyrisch over sprak in zijn column. Ik moest het doen met een cliché: de Oudhollandse Gebakkraam. Eigenlijk wilde ik meteen weer omkeren want dit bezoek had alle voortekenen van een mislukte vakantie, ondanks de beloofde gouden bergen uit de vakantiefolder.

Maar toen dacht ik aan mijn huilende visje.

Daarnaast was ik ook gewoon nieuwsgierig naar de potsierlijke uitwassen die ik vol verwachting zou tegenkomen. Het werd een teleurstelling. Dat kwam voornamelijk omdat de winkel in een koortsachtige fase verkeerde om tot een kerstlandschap te transformeren. Overal stonden pallets met kerstkransen, kunstkerstbomen in het wit, van lampjes en van gietijzer. Wanden werden behangen met duizenden kerstballen, kransen en kerststukjes. Het was duizelingwekkend. Het moet er naar een dennenbos hebben geroken.

De megawinkel was niet veel veranderd in vergelijking met mijn herinnering. Er was een vooraf ingestelde winkelroute, zodat je langs alles moest lopen voordat je bij de kassa kwam. Ik vond dat niet erg. De tropische vissenafdeling zat bijna aan het einde van de route. Elf vriendjes heb ik voor mijn kleine overlever aangeschaft. En nieuwe plantjes. En nog wat verwennerijen om mijn geweten te sussen. De wandeling der verwondering kreeg ik niet, maar een uitzinnig dansend visje maakte thuis alles goed.

Ik kan weer de kalmte in staren zonder schaamte.

Disclaimer: uiteraard gratis te lezen, maar een donatie mag best hoor
vadertje.backme.org

 

 

Menno Voorwinde

Door schade en schande wijs geworden. Eigenwijze donder. Twijfelt aan alles in de wetenschap dat wijsheid begint bij twijfel.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.